Boekenarchief W-X-Y-Z

Robbert Welagen

http://www.robbertwelagen.nl
 

Antoinette
Robbert Welagen


Daar zit hij dan, 42 jaar, op het terras van een thermaalbad in Boedapest, te wachten op Antoinette. Ze is er nog niet. Hij observeert de mensen die in en uit het gebouw van het badhuis lopen. Ziet kinderen, een jongen en een meisje met nat haar, die wachten op hun vader. Hij ziet ze instappen in de rode auto van hem en fantaseert over zijn eigen kinderen. Zou hij meegegaan zijn het badhuis in? Zou hij ze ook alleen maar afzetten?


Om drie uur hadden hij en Antoinette afgesproken, maar ze komt niet. Hij wacht en wacht, een uur, twee uur, bestelt nog wat en wacht weer. Het terras wordt schoongemaakt, hij moet weg maar wil niet. Hij wil deze plek niet verlaten. Ze kan nog komen, toch belt hij haar niet.
Hij besluit maar het thermaalbad in te gaan dat tot tien uur 's avonds open is, de stille warmte daar biedt troost. Hij kiest voor full service, dat inclusief massage en diner is, waardoor kan hij het weggaan zo lang mogelijk kan uitstellen. Dan heeft hij toch nog het gevoel dat hij er toch nog is, mocht ze alsnog komen.


Hij bezoekt het binnen- en buitenbad. Kijkt naar de mensen die het water ingaan, ziet in allerlei vrouwen Antoinette maar weet wel dat ze het niet is. Hij overdenkt hun eerste ontmoeting, hun verrassing en onmiddellijke liefde voor elkaar. Hun heerlijke leven samen. Hij ziet haar lach, haar mooie blik, haar prachtige haar... Op gegeven moment denkt hij; 'Deze stad. Bij het eerste bezoek was ik vrijgezel. De tweede keer ben ik een man zonder vrouw.' Samen met Antoinette, toen ze nog niet getrouwd waren, bezocht hij namelijk Budapest. De herinneringen zijn intens. In dit bad hadden ze hun eerste afspraak.


Wie mocht denken dat Antoinette overleden is, heeft het mis. De relatie is wel over, maar  evengoed nog steeds enorm aanwezig in het leven van de man.


Het hele verhaal speelt zich af op die dag, bij en in het badhuis, maar de herinneringen nemen ons mee naar het leven van de man en de vrouw en hun intense relatie en de latere invloeden daarop, die ervoor zorgden dat het mis ging. Invloeden buiten hun om, waar ze helemaal niets aan konden doen, en waar ze machteloos toekijkend mee moesten leren omgaan. Het lukte niet...


Robbert Welagen heeft met deze roman een prachtige, verstild verhaal geschreven die qua stijl doet denken aan de grote schrijvers zoals Dostojevski. De prachtige zinsopbouw, de details die niet belangrijk lijken maar het wel zijn. Zelfs het gebouw is een personage die in feite ook toevoegt aan het verhaal.
De melancholie is bijna voelbaar maar ook de berusting die uiteindelijk optreedt.
Vooral lezen dit juweeltje, het is een regelrecht koesterboek.


ISBN 9789038807430 | Hardcover | 112 pagina's | Nijgh & van Ditmar | juni 2019

© Dettie, 3 februari 2020

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Verre vrienden
Robbert Welagen


'Victor Emanuel II ruikt aan haar nog warme lichaam,'


Binnen. Na zo'n zin moet je wel doorlezen.
We maken kennis met Eline, die ooit een vriendin was van de ik-persoon, Olivier. Was ze wel een vriendin, vraagt hij zich af. Kende hij haar wel?
Wat is er met haar gebeurd? We hebben zo'n 200 pagina's te gaan. Genoeg om alle vragen te beantwoorden, maar Welagen beantwoordt er een en roept meteen weer twee of drie andere op. Nee, antwoorden en duidelijkheid moet je niet bij deze schrijver zoeken.
Zijn verhaal, met een Peter Pan, een strenge moeder, is meer een sferisch sprookje geworden, en sprookjes lopen niet altijd voor alle personages goed af.
Olivier heeft net Eline teruggezien, en hij probeert de oude vriendschap te doen herleven. Een vriendschap die dateert van de zomer waarin Eline kwam logeren bij Olivier en zijn ouders in het grote landhuis. Ze was een mooi mysterieus meisje, maar vooral ook eenzaam. Enig kind - net als Olivier- haar moeder in het ziekenhuis, maar vooral hoogbegaafd, en door haar moeder onder druk gezet: ze moest presteren. Behalve wat kleren had ze een encyclopedie bij zich: die moest gelezen worden. Wat was Olivier voor haar? Een storende onderbreking, of een welkome afleiding?


'Als ik de geestelijke staat van die zomers wil beschrijven, kan ik alleen maar iets duns zeggen: ik stelde mezelf voortdurend uit, had spookemoties,dutte in en vergat mijn verlangens. Een droomtoestand slechts onderbroeken door soms met ene gevonden eencentmuntje in mijn hand door de tuin te lopen. Dikwijls vergast ik aan het einde van de dag de weg naar huis en dan sliep ik buiten onder de eik. Ik was een laagje poeder. Pff, een windvlaagje en weg was ik. Dwarrelend door de lucht kwam ik neer op de grond als een schaduw. Ik ben 'achtig', kon ik zeggen. Ik zoek de dunne restruimte in de wereld, ook dat kon ik zeggen. Het kleinste stukje dat zich overal tussendoor uitstrekt. Al die woorden waren heel vanzelfsprekend.' 


Dan komt Eline in zijn leven. Even, een zomer, is Oliviers leven er een met  betekenis. Eline geeft lessen in kunstgeschiedenis en organiseert een reis naar Parijs. En zoals ze gekomen is, vertrekt ze ook weer. Pas jaren later, net voor het verhaal begint heeft hij haar teruggezien: ze leek een verlopen zwerfster. Waar was de mooie Eline? Wat heeft ze de afgelopen jaren gedaan? Olivier gaat op zoek. Naar een verloren zomer, naar een leven dat vol beloften leek te zijn. Het is een traag verhaal, zoals we intussen al gewend zijn van Robbert Welagen. Een traag, maar mooi verhaal.


ISBN 978 90 388 9289 4  Paperback 220 pagina's | Nijgh & Van Ditmar | augustus 2009

© Marjo, juni 2010

Lees de reacties op het Leestafelforum en/of reageer, klik HIER

 
literatuurLipari


Op het Italiaanse eiland Lipari treffen drie mensen elkaar bij het zwembad van een hotel. Een jonge Nederlandse student en het mysterieuze paar Gerard en Chaphine. Gerard, rond de vijftig, is een geroyeerde advocaat; Chaphine, een 20 jaar jongere parfumverkoopster uit Turijn. Zij zijn de enige bezoekers van het zwembad. Iedere dag verdiept Gerard zich in zijn papieren en de jongen in zijn studieboek. Beiden kijken naar Chaphine, die ligt te zonnen op een ligbed. Verder doen ze niets. Er wordt nauwelijks gesproken en dan nog alleen door de mannen. Chaphine houdt zich afzijdig. Een kille glimlach is alles wat er af kan. De jongen is gebiologeerd door dit stel, dat haast buiten de werkelijkheid lijkt te staan. Wat zijn dit voor mensen, hoe kunnen ze zo leven? Zo vluchtig, zo tijdloos. Gerard vertelt dat Chaphine op Lipari geboren is en dat hij haar heeft teruggebracht, hij heeft haar "gered". Chaphine heeft alleen als taak mooi te wezen. Ze is als het ware bij Gerard "in dienst". Daarvoor biedt hij haar een luxe leventje. De dagen glijden geruisloos voorbij. De jongen observeert, mijmert over hun leven, trekt conclusies en fantaseert. Eén keer treft hij Chaphine alleen, tegen de gewoonte in, op het strand. Gerard is ziek naar het hotel teruggegaan. Ze is een beetje dronken en wat spraakzamer. Even hoopt de jongen dat hij en Chaphine nader tot elkaar komen, maar hij heeft haar niets te bieden, ze zijn elkaars gelijken.
Het boek ademt een onthechte sfeer. De uren verstrijken traag en rustig. Er gebeurt niets van enig belang. Deze sfeer wordt goed getroffen. Verder is dit boek een vreemde mengeling van diepe gedachten en onnavolgbare conclusies, van onhandige zinnen met de woorden in een verkeerde volgorde, of kleine fouten en hele mooie, vloeiende, die je voor je plezier nog eens leest. Voor een sfeerzoeker een aanrader en voor een taalvitter totaal ongeschikt.


Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam, 2006, gebonden, 92 blz., ISBN 90-388-8445-1

© Berdine, maart 2007

Lees de reacties op het leestafelforum en/of reageer, klik HIER!

 

Lipari


Een student brengt zijn vakantie door op het eiland Lipari, gelegen in de Middellandse zee, boven Sicilië. Hij verblijft in een hotel maar brengt zijn dagen door aan de rand van een zwembad van een ander hotel. Voor de vorm heeft hij zijn studieboeken mee en een vergrootglas, hij mag graag lezen met dat glas. Bij dat zwembad zijn elke dag Gerard (ca. 50 jaar) en Chaphine (ca. 30 jaar) te vinden. Niemand anders dan zij drieën, elke dag opnieuw.
Het stel intrigeert de student. Gerard zit daar met een stapel papieren die hij af en toe ondertekent en zij ligt mooi te wezen. Chaphine is voor Gerard een soort 'openbaar kunstbezit'. Met Gerard is er nog wel enig contact, hij vertelt dat hij Chaphine 'gered' heeft, hij is geïnteresseerd in mensen en hun beweegredenen.
Chaphine blijft de afstandelijke schoonheid. Even heeft hij contact met haar, als ze alleen aan het strand ligt en iets teveel gedronken heeft. Maar de student weet, hij is teveel hetzelfde als Chaphine, hij heeft haar niets nieuws te bieden. Gerard wél. Ook weet hij dat deze ontmoeting van voorbijgaande aard is. Zoals zo vaak vakantie-ontmoetingen verlopen. Je leert elkaar 'kennen' en ieder gaat vervolgens weer zijn eigen weg. De student vindt het prima zo, hij zal nog wel eens een enkele keer aan ze denken maar dat is het dan ook.


Er gebeurt eigenlijk weinig in het verhaal maar toch weet Robbert Welagen je aandacht vast te houden. Je verwacht een actie, een onverwachte wending, maar die vindt niet plaats. Je zou verwachten dat er verveling optreedt tijdens het lezen maar je blijft nieuwsgierig naar het stel. Wat beweegt hen? Waarom stelt Chaphine zich tevreden met dit leven? Waarom is Gerard geroyeerd als advokaat? Waarom is de student zo gefascineerd?
Een zeer aangenaam boekje.


Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam, 2006, gebonden, 92 blz., ISBN 90-388-8445-1

© Dettie, oktober 2007

Lees de reacties op het leestafelforum en/of reageer, klik HIER!

 

Lipari


Op een strand op Lipari gebeurt niets. Men ligt er wat, men zwemt er wat. Zo ook de hoofdpersoon van het boek (nog geen honderd pagina's). Hij is naar Lipari gegaan 'omdat hij niet een heel jaar in de collegebanken wil doorbrengen.'
Hij heeft een studieboek en een vergrootglas bij zich om zich bezig te houden, dat is genoeg. Deze keer blijkt het zelfs bijna teveel. Want hij zoekt en vindt gezelschap: een oudere man, Gerard en zijn veel jongere, mooie vriendin, Chaphine.
Chaphine ligt en zwemt, Gerard besteedt aandacht aan haar en 'zit verder de hele dag aan een tafeltje, met een stapel papieren voor zich.'
Maar de twee intrigeren onze hoofdpersoon. Zij is een geheimzinnig, want afstandelijk mooi meisje, in de oudere man ziet hij een vaderfiguur.


'Het overkwam me niet vaak, maar Gerard boezemde me vertrouwen in. Hij was met zijn lengte en donkere haren als mijn vader. Maar mijn eigen vader was er vrijwel nooit. Ik heb vaker naar portretschilderingen gekeken dan naar het gezicht van mijn vader. Volgens mijn moeder werkte hij liever. Hij was adjunct-directeur van een katoenfabriek. Hij leerde me weinig, terwijl ik altijd graag kind en leerling wilde zijn. Onderworpen worden aan de lessen van iemand die ouder is dan ik. Maar ik kan maar geen leraar vinden. Iedereen lijkt even verward te zijn als ik.'


Vanaf de eerste ontmoeting vult hij zijn dagen door ze met hen door te brengen. Er wordt niet veel gepraat.


"Ik had rust gevonden. Of in ieder geval: hoop. Gerard en Chaphine hoefden niet met me te praten, hun aanwezigheid was genoeg. Ik kon sober leven."


Hoe het stel op hem reageert weten we niet. Het lijkt alsof hij meer geduld dan verwelkomd wordt, maar het maakt allemaal niet uit. De zon schijnt, er is wat te drinken en te eten, het is goed zo. Af en toe vertelt Gerard iets. Over dat Chaphine een meisje van Lipari is, over zijn beroep, dat hij nu niet meer uitoefent.


Er is een stukje over zijn ouders in het boek. De jongeman verkoopt een piano en een schilderij die toch maar stonden te verstoffen op zolder om zijn vakantie te kunnen betalen. Even lijken zijn ouders geïnteresseerd, even is er contact, maar het is maar kort. Dan laten ze hem weer doen waar hij zin in heeft. De interesse is alweer verflauwd.
Geen wonder dat hij daar op Lipari bij zichzelf denkt; `


We zaten alle drie verstrikt in hetzelfde web, Een web van eenzaamheid. We waren niet bij machte ons ertegen te verzetten. Het leven had ons deze kant opgeduwd. We spoelden elke keer weer aan op dezelfde plekken. We konden alleen maar dromen, want het leven had zijn handen van ons afgetrokken."


Voor hemzelf geldt dit zeker. Maar misschien beoordeelt hij de man en het meisje wel verkeerd. Des te tragischer.
Hij is een eenzame jongen, niet in staat tot contact.


`Ik voelde me slechts een toevallige voorbijganger`.


Een treurig boek, over een sombere jongeman. Geen vooruitzichten, geen doel. Maar gelukkig wel mooi geschreven.

Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam, 2006, gebonden, 92 blz., ISBN 90-388-8445-1


© Marjo, maart 2007

Lees de reacties op het leestafelforum en/of reageer, klik HIER!

 

Philippes middagen
Robbert Welagen


Net als in zijn debuutboek 'Lipari' heb je als je dit boek uit hebt de indruk dat er eigenlijk niets gebeurd is. Dat komt niet doordat er ook werkelijk niets gebeurt in het verhaal, het ligt meer aan de stijl die Welagen hanteert. Er heerst een verstilde sfeer, De hoofdpersonen laten alles over zich heen komen en zelfs als ze actie ondernemen dan gaat dat kalm en laconiek. Geen heisa, geen drama, alsof het leven niet alleen is wat het is, maar ook niet anders kan zijn. Waarom zou je je dan druk maken? 'Er is geen verleden en geen toekomst. Je bent er gewoon.'


In 'Philippes middagen' is Robbert aan het woord (alterego, autobiografisch?). Als man van zevenentwintig heeft hij Rose-Anne leren kennen. Zij woont in een huis dat hem bekend voorkomt. Het is niet ingericht, Rose-Anne bivakkeert daar tijdelijk, zoals hij en zijn moeder ook altijd tijdelijk ergens woonden. Als hij vanuit dat huis uit het raam kijkt ziet hij in een appartement een schim, die hem doet denken aan iemand die hij  gekend heeft, Louise. Maar het appartement is niet bewoond, wat deed ze daar? Ooit was ze de verloofde van Philippe Crozat, de man  waarmee Robbert als jongen van vijftien een paar middagen doorbracht. Hij denkt terug aan die tijd, een vreemde periode in zijn leven. Met Jenny, zijn moeder, die zich Fréderique noemt bij de mannen waar ze mee om gaat, woont hij in het zoveelste tijdelijk onderkomen. Hij heeft geen vader, geen broers of zusjes, en hij heeft zich nog nooit druk gemaakt over de manier waarop ze hun leven leiden. Ze verhuizen heel vaak, vrij makkelijk als je niets hebt: ' twee koffers en een paar kartonnen dozen'. Jenny is 's avonds vrijwel altijd weg. Robbert is gewend zichzelf te vermaken. En als hij zestien wordt, laat zijn moeder hem achter in Nederland. Hij is groot genoeg, vindt ze. Hij moet zelfstandig worden. Hij ziet haar niet meer terug, weet zelfs niet zeker waar ze is.


'op een dag zal ik bericht ontvangen dat ze is overleden. Een witte envelop. Daarin een witte kaart, met in het midden haar naam, tweejaartallen en een streepje ertussen.'


Twaalf jaar later als hij onverwacht Louise terugziet, komt het verleden weer boven. En heel toevallig blijkt Rose-Anne een relatie met haar te hebben: ze is de tweede vrouw van haar vader. Het herbeleven van die paar middagen brengt hem er toe wat op onderzoek uit te gaan. Hoe zat het precies? Wie was Philippe, de man met valse visitekaartjes, die even snel uit zijn leven verdween als hij er in kwam? Hij spreekt de tuinman, die een paar antwoorden heeft op zijn vragen, maar meer door zijn kijk op het leven bepaalt hoe Robbert zijn verleden integreert in het heden.


'Weet je,' zegt hij, 'elk jaar zie ik hoe bomen hun bladeren verliezen, hoe het gras bruin wordt en de bloemen slap gaan hangen. Ik zie het gebeuren en ruim het op. Daarvoor ben ik. Maar dan bloeit alles in de lente weer op. De bomen krijgen hun bloesem, het gras krijgt kleur en het water van de  vijver wordt weer fris...' 


Er is veel leegte in dit verhaal: huizen zijn niet ingericht, mensen lijken eenzaam. Ze laten elkaar niet het achterste van hun tong zien, er blijft een afstand. Hun leven lijkt nietszeggend, met een laconieke houding gaan ze het leven door. In dit verhaal worden de geheimen deels  onthuld, maar toch blijven er veel vragen open. De lezer moet tussen de regels door lezen. Maar als je doet, en de sfeer proeft, dan is ook dit boekje genieten.


‘Bij een kruispunt stonden we voor een rood stoplicht. Het licht sprong op groen, maar Philippe merkte dat niet. Toen hij opkeek was het  alweer rood geworden. Pas toen het licht voor de tweede keer op groen sprong reed hij verder.’


'soms is het gewoon tijd om te gaan.'


'de echte baan (=tennisbaan) durfde ik niet op. Daar waren echte mensen.'


Isbn 978 90 388 9070 8 Hardcover 127 pagina's | Nijgh & Van Ditmar | juni 2008

© Marjo, juli 2010

Lees de reacties op het Leestafelforum en/of reageer, klik HIER