Boekenarchief W-X-Y-Z

L.H. Wiener

In zee gaat niets verloren
L.H. Wiener


Het boek van Wiener begint met een belangrijk beeld. In 1948 is de jonge Wiener drie jaar en hij ligt op de buik van zijn vader, die op het water drijft van de zee en lacht.


'Het was aan het eind van de maand september in het jaar 1948, toen mijn vader een boot was - of eerder een eiland, een onbewoond eiland - waarop ik dreef.' 


Nadat Wiener zich afvraagt of hij deze ervaring nu prettig vindt of niet, herinnert hij zich plotseling zijn moeder te hebben gezien aan de vloedlijn, die met haar vrije hand zwaaide en aan haar andere hand Wieners broertje had. Er is dus gelukkig een terugtocht mogelijk. Aan de andere kant ziet hij aan de gelaatsuitdrukking van zijn vader, dat de bolle man gelukkig is, dobberend op het water met hem, de kleine jongen, weerloos op zijn buik.

De titel van het verhaal is ontleend aan De Storm, The Tempest, van Shakespeare. In dit spel komt een luchtgeest voor, Ariël, die op haar beurt de tovenaar Prospero dient omdat hij haar wist te bevrijden uit de gevaarlijke strikken van een heks.


Ariël:

Vijf vaam diep ligt je vader in zee,
Maar in zee gaat niets verloren:
Zijn oog wordt een parel, zijn rib wordt koraal,
En schelpen worden zijn ooren.
Zoo wordt alles aan hem vermooid
En tot een ding van de zee voltooid.
Aanhoudend luiden de zeemeerminnen
Zijn doodsklok - Ding, dong - Hoor, ze beginnen -


(Full fathom five thy father lies;
Of his bones are coral made;
Those are pearls that were his eyes:
Nothing of him that doth fade,
But doth suffer a sea-change
Into something rich and strange.
Sea-nymphs hourly ring his knell:
Ding-dong.
Hark! now I hear them—Ding-dong, bell.)


Het beeld van het jongetje op de buik van zijn vader in het zilte water getuigt van de onzekerheid van het kind. Hij voelt dat zijn vader eigenlijk de levenskunstenaar is maar zijn moeder op de oever vertegenwoordigt de veiligheid. De veiligheid, die Wiener niet echt vindt thuis, wel de onzekerheid. De titel van het boek - ontleend aan het gezang van Ariël - zegt iets anders, namelijk dat alles wat verleden is - het lichaam van de vader in dit gezang - wanneer het opgediept wordt, mooier geworden kan zijn, dan ervoor. En wat Wiener als geen ander kan is juwelen opdiepen uit de schatkamers van het verleden.


Wiener gaat op zoek naar het verleden van zijn familie. De Holocaust liet ze voor een deel verdwijnen, dat wordt zonder overdreven dramatiek vastgesteld. Enige overlevenden zijn volgens de familieoverlevering oudtante Klara, de vader van Wiener en er is nog een geheimzinnige tante Louise van Gigch. Via het Stadsarchief van de Gemeente Amsterdam komt Wiener de fotocollectie van fotostudio Merkelbach op het spoor. Merkelbach, die van 1913-1969 gevestigd was in het Hirsch-gebouw aan het Leidseplein. En tot zijn verrassing ontdekt hij van tante Louise een foto. De foto staat op de voorkant van het boek. Hij heeft als jongetje van vijf, haar slechts eenmaal ontmoet. Maar hij past een Wieneriaanse truc toe - overigens deed Nabokov dat al voor hem - hij verzint een verhaal om haar levend te laten worden. Haar meer te laten stralen dan ze eigenlijk in werkelijkheid deed. Wiener schrijft over dit beginsel:


'Schrijvers heersen over de tijd en maken de tijd ondergeschikt aan hun leven. Schilders kunnen dat ook. En componisten. Vooral zij.'


Dat leidt tot een amoureuze ontmoeting met de betoverende Louise (tante Loes):


'Nu ja , het komt hierop neer dat eerst die gesp, of wat is het, die speld met die diamant erin, midden op haar borst, losgaat en met een beetje goede wil glijdt haar jurk dan vanzelf naar beneden. I will be a smooth operator. En haar haar moet los, ook dat doe ik zelf.'


Lolitapoes, de geliefde kat van Wiener, sterft in het verhaal en krijgt een zeemansgraf, maar uit een interview in Het Parool (26 mrt.jl.) blijkt, dat ze rustig thuis ligt te slapen en nog lang niet ontslapen is. Het maakt echter niet uit of de zoektocht van Wiener naar zijn familieverleden bestaat uit feit of fictie. De roman, want dat is dit verslag wel degelijk, wordt er alleen maar steeds boeiender door. Uit notariële akten, politieverslagen en foto's deduceert Wiener, als een ware Sherlock Holmes, bijvoorbeeld dat zijn grootvader een enorm familiekapitaal verkeerd belegde en failliet ging. Door de naderende Duitsers en zijn wanhopige financiële situatie pleegt hij zelfmoord op 15 mei 1940 met zijn vrouw en een oom van Wiener in de Cliostraat in Amsterdam.

'Mijn vader heeft zijn vader waarschijnlijk willen sparen, daarom heeft hij altijd gezwegen. Hopelijk is dit boek voor een lezer van literair belang, maar voor mijzelf is het ook van grote waarde. Mijn familiegeschiedenis is nu voor altijd geboekstaafd, ik voel mij completer als persoon, Mocht er nog meer komen, dan schrijf ik er nog een keer over, maar in principe kan ik het nu loslaten, ik weet genoeg.'

Wiener verwijt met lichte spot zijn vader er nimmer veel over te hebben losgelaten. Aan de andere kant mogen we getuige zijn van een hilarisch klungelig gesprek van Wiener, als vader, met zijn eigen dochter.


"Ik weet het zeker. Ik had vroeger ook zoiets. Ik was toen zestien. Het is niet helemaal hetzelfde, maar ik was toen ook een tijd bang voor mijn omgeving...'' Ik ben niet bang dat is het niet..."


Wieners vader gokte, nodigde zelfs mensen in de oorlog uit in zijn huis om te gokken en kon over grote sommen geld beschikken om op de zwarte markt spullen te kopen. Wiener gaat met zijn zeiljacht - Heeresma zou zeggen vessel - naar België om daar ook eens wat geld te vergokken. Hij is het geld kwijt, maar bekommert zich er niet om, zo lijkt het, bovendien, zo leert hij later van zijn broer, heeft hij een verkeerde manier van geld inzetten gepraktiseerd. Maar onderweg vindt hij een prachtige schelp op een zandbank, het wordt een kunstwerk in zijn bezit. Net zoals de mooie vulpennen, het geschepte papier en vele andere dingen, die Wiener verzamelt als een echte Oscar Wilde.
En het Koningwater (jenever en whisky) stroomt in bandjirs door het boek, maar niet hinderlijk. En er zijn een paar prachtige citaten uit de Engelse literatuur, die perfect in het mooie boek passen.


Het lukt maar weinig auteurs zichzelf bloot te geven zonder dat het uitmondt in vervelend gezeur. Wiener is een meesterlijke verteller, een chroniqueur van het verleden en het heden en hij heeft zelfspot. Bovendien wekt hij op een speelse manier ontroering op, zonder sentimentaliteit dus. Het wordt tijd dat we in plaats van de Grote Drie, maar eens over de Grote Vier gaan spreken: Hermans, Reve, Nooteboom én Wiener!


Lodewijk Willem Henri Wiener (1945) debuteerde in 1967 met Seizoenarbeid. Nestor werd bekroond met de Bordewijkprijs in 2002. En De verering van Quirinia T. werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs.
Wiener gaf 40 jaar les als docent Engels. Uitgeverij Atlas Contact, gaf dit jaar een pil van 1141 blz. uit met de verhalen van Wiener ter ere van zijn 70e verjaardag. Bovendien maakten vrienden nog een Liber Amicorum voor Wiener van maar liefst 357 blz. met foto's en herinneringen. (te verkrijgen via antiquariaat Hinderickxenwinderickx)


ISBN 9789025444761 Paperback  252 pagina's Uitgeverij Atlas Contact februari 2015

© Karel Wasch, 30 maart 2015

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

De verering van Quirina T.


Een 59-jarige schrijver, Victor van Gigch (of dit een woordspeling is wordt niet duidelijk) bezoekt de nu 85-jarige vrouw waarop hij als kind verliefd was, maar die zijn leven op zijn kop heeft gezet. Hij geeft haar gedeeltelijk de schuld van zijn mislukte relaties als volwassene en nu komt hij verhaal halen. Dit bezoek dat langzaam uitloopt op een vreselijke scène is de kern van het boek, maar voor het zover is, worden continu zijpaden ingeslagen: naar het verleden, dichtbij of verder terug, er zit geen chronologie in. De band met zijn vader, die een trauma te verwerken had. De dood van zijn broer, de diverse vrouwen in zijn leven.
De stukjes vallen slechts langzaam op hun plaats, ook nog onderbroken door korte of langere uiteenzettingen over allerlei onderwerpen (o.a. Winnie the Pooh, het onderwijsbeleid van de laatste jaren, over het schrijver zijn en over schrijvers).
Het thema is het geheugen -“het geheugen als bedrieglijk domein waar waarover men niet vrijelijk kan beschikken’- herinneringen vervormd geraakt in de loop der tijd, fantasieën die zich na jaren kunnen voordoen als echte herinneringen, zodat de waarheid zich vermengt met de droom
‘Herinneringen bestaan in maten en soorten en in hoeverre er aan het wezen van de herinnering ook een gebeurtenis in de werkelijkheid ten grondslag heeft gelegen, is van geen enkel belang.’
Dan is de schrijver ook nog degene die de werkelijkheid, of ook de vermeende werkelijkheid kan herschrijven, hij kan er voor kiezen om een overleden persoon niet dood laten gaan.
Op deze manier is dit boek een verwarrende maar ontzettend boeiende mengeling geworden: wat is waar en wat is niet waar? Maar doet het er eigenlijk wel toe?
Een boek dat je nadat je het hebt dichtgeslagen, onmiddellijk opnieuw wilt lezen. Het omvat zoveel, misschien teveel… .

Enkele citaten, het is moeilijk te kiezen...


Ik was onbezorgd en voedde mijzelf op, want een goede opvoeding leek mij onontbeerlijk en mijn ouders hadden wel iets anders aan hun hoofd.

Ze staan er nog, in al hun lusteloze luister, die huizen aan de boulevard, waar altijd weer iemand anders woont. (jeugdherinneringen aan Zandvoort)

Beestachtig wordt een synoniem van wreed en menselijk wordt een synoniem van barmhartig, hoewel geen dier zo beestachtig te keer kan gaan als de mens.


Humor ontbreekt niet:
De leraar Nederlands was meester in het kwellen van zijn leerlingen, door Van Gigch aldus neergezet. Ik vind het erg leuk zoals hij hier hetgeen hij vertellen wil laat doorwerken in de manier waarop hij dat doet.


"Zinnen als ‘ de blij verbeide reiziger zeilt vrij steil voorbij de weidse steiger’ werd voor de gelegenheid gangbaar Nederlands, en voor een mededeling als ‘ terwijl de keizer bijt in het trijp van zijn habijt, beidt hij tegelijkertijd zijn tijd’ ging een schijnheilige geitenbreier als de heer Speksnijder niet opzij. De tijd verstrijkt eindeloos en wij zijn eigenlijk blij dat mijnheer Speksnijder en de zijnen eindelijk wijlen zijn en lijken blijven.."


Paperback | 316 Pagina's | Uitgeverij Contact | 1ste Druk | 2006 ISBN10: 9025428339

© Marjo, maart 2007

Reageren? Klik hier!