Freeyad Ibrahim

Hallo op de fiets


Het boek begint met een kleine geschiedenis van de schrijver.
Hij groeide op in de bergen van Irak, ging er naar school. Hij werd leraar, ging later studeren: Engelse en Arabische letterkunde. Hij was bijna klaar toen Saddam Hoessein aan de macht kwam. Zoals Ibrahim zegt in zijn verhaal aan de medewerkster van het Ministerie van Justitie: "degenen die voor hem knielden, kregen alles. En zij die dat weigerden, kregen helemaal niets." Ibrahim moest zijn studie opgeven, en het leger in. Zoals heel veel Koerden is hij er weggegaan en moest onderduiken. Daarna heeft hij 20 jaar les gegeven in Engels, trouwde en probeerde zich te handhaven. Maar hij kon zijn mond niet houden, en vluchtte naar Europa. De bedoeling was dat hij naar Engeland zou gaan, hij had immers Engelse letterkunde gestudeerd, maar toen hij strandde in Nederland, ontdekte hij dat hier iedereen Engels sprak. Hij is gebleven en na een tijd in Friesland gaan wonen, waar tenslotte ook zijn vrouw en kinderen bij hem kwamen.


Zijn columns gaan vooral over de cultuurverschillen. Hij verbaast zich over hoe Nederlanders met dieren omgaan. Ze laten zelfs hun hond of kat in hun bed slapen! Zelf kreeg hij een katje, en moest er eten voor gaan kopen. Bij de winkel stond een dakloze met kranten te venten. Dat zoiets bestond! Er zijn sowieso bijna net zoveel honden en fietsen als mensen in Nederland. De dieren laat hij tenslotte voor wat ze zijn, maar de fiets is het ideale middel om te integreren, ontdekt hij. Je kan iedereen groeten vanaf de fiets, en een praatje is dan snel gemaakt.
Hij volgde een cursus Nederlands en stampte kant-en-klare zinnen in zijn hoofd, tot hij (net als Kader Abdolah) Jip en Janneke ontdekte, een uitstekend middel om de taal te leren.
Hij beschrijft de problemen waar asielzoekers mee te maken krijgen, en ik krijg de indruk dat het vooral te maken heeft met de compleet andere houding die de oosterse cultuur heeft ten opzichte van de vrouw. Als een verpleegster of kantoorbeambte glimlacht, denkt Ibrahim meteen dat ze verliefd op hem is. In zijn land mocht een vrouw haar ogen niet opslaan, en waren ze onderdanig. Dus die brutale vrouwen in Nederland die willen wat met hem en al zijn ze dan geen 'nette vrouwen' in zijn ogen, hij is een man, en gaat er op in. Om dan tot de ontdekking te komen dat ze hem maar een enge opdringerige vent vinden.
Een agent is in Irak een man om bang voor te zijn, hij kan zijn wapenstok of erger gebruiken om niets. Hoe vreemd ervaart hij dus de hulpvaardigheid van onze Nederlandse agenten!
En zo zijn er heel veel tegenstellingen, waar hij en andere asielzoekers maar zelf hun weg mee moeten zien te vinden. En dan hebben we het nog niet gehad over de praktische problemen, en de eenzaamheid.
Freeyad Ibrahim valt nogal eens in de herhaling in dit boek, maar waarschijnlijk ligt dat aan het feit dat de columns zonder verdere bewerking verzameld zijn, en dat daar omheen nu een uitgebreid voorwoord en nawoord zijn geplaatst. Echt hinderlijk is het niet, het geheel is goed leesbaar. Vooral ook door de humor waarmee hij zijn wederwaardigheden vertelt.
Leuk en leerzaam.


ISBN 90 5615 074 x Bornmeer 2004, 253 pagina's, gedeeltelijk eerder verschenen in de vorm van columns in het Friesch Dagblad.

© Marjo, maart 2008

Reageren? Klik hier!