Wouter van Bakel zit al in de zesde klas als plots Max Veldman opduikt, die bij hem in de klas komt te zitten. Er groeit een moeizame, maar steeds hechtere vriendschap tussen de twee jongens. Moeizaam, omdat Max anders is dan de andere kinderen.
Lees verder, klik hier http://www.leestafel.info/j-bernlef
Elvira
J. Bernlef - De onzichtbare jongen
J. Bernlef - De onzichtbare jongen
Laatst gewijzigd door Dettie op 17 Apr 2009, 10:52, 2 keer totaal gewijzigd.
Twee personages spelen in dit verhaal in hoofdrol: Wouter en Max. Wouter sluit op de lagere school vriendschap met Max, die als nieuweling in zijn klas komt. Aanvankelijk wordt hij niet geaccepteerd, ook niet door Wouter, die niet uit de toon wil vallen.
Daarmee is meteen de belangrijkste eigenschap van Wouter geschilderd: hij is beklemmend doorsnee. Zo gewoontjes is hij dat ik zijn ervaringen met hardlooprecords en een schijnbaar psychosomatische aandoening slechts gapend tot me kon nemen.
Max is vele malen interessanter. Hij heeft een absoluut gehoor en een fotografisch geheugen, hij is op zoek naar een wet die alles bepaalt in het universum. Volgens hem is de wind daarbij een belangrijke factor. Zoals dat vaker gaat met mensen die monomaan met iets bezig zijn, wordt hij op den duur krankzinnig verklaard. Volgens onze normen is hij dat ook wel, want hij raakt de binding met de realiteit meer en meer kwijt tot het punt dat hij zich uitkleedt op straat en vrouwen lastig valt. Zijn teloorgang is schrijnend.
Het probleem is dat het verhaal wordt verteld vanuit Wouter. Zo leer je Max slechts kennen door het beperkte waarnemingsvermogen van de door- en doornormale Wouter. Daardoor kom je niet of nauwelijks in de gelegenheid om mee te leven met Max, die trouwens in grote delen van het boek nauwelijks een rol speelt.
Bernlef had er beter aan gedaan om het gezichtspunt bij Max te leggen, dan had de lezer mee kunnen gaan met zijn obsessies. Het boek is keurig en volgens de regels der kunst geschreven maar door de gekozen structuur is het zouteloos geworden. Jammer.
Daarmee is meteen de belangrijkste eigenschap van Wouter geschilderd: hij is beklemmend doorsnee. Zo gewoontjes is hij dat ik zijn ervaringen met hardlooprecords en een schijnbaar psychosomatische aandoening slechts gapend tot me kon nemen.
Max is vele malen interessanter. Hij heeft een absoluut gehoor en een fotografisch geheugen, hij is op zoek naar een wet die alles bepaalt in het universum. Volgens hem is de wind daarbij een belangrijke factor. Zoals dat vaker gaat met mensen die monomaan met iets bezig zijn, wordt hij op den duur krankzinnig verklaard. Volgens onze normen is hij dat ook wel, want hij raakt de binding met de realiteit meer en meer kwijt tot het punt dat hij zich uitkleedt op straat en vrouwen lastig valt. Zijn teloorgang is schrijnend.
Het probleem is dat het verhaal wordt verteld vanuit Wouter. Zo leer je Max slechts kennen door het beperkte waarnemingsvermogen van de door- en doornormale Wouter. Daardoor kom je niet of nauwelijks in de gelegenheid om mee te leven met Max, die trouwens in grote delen van het boek nauwelijks een rol speelt.
Bernlef had er beter aan gedaan om het gezichtspunt bij Max te leggen, dan had de lezer mee kunnen gaan met zijn obsessies. Het boek is keurig en volgens de regels der kunst geschreven maar door de gekozen structuur is het zouteloos geworden. Jammer.
Ook dit gaat voorbij.
Terug naar “Door leden gelezen boeken en samenleesboeken”
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 21 gasten