jeugd 13-15 jaar

Carol Matas

http://carol.carolmatas.com

 

altBij de vijand thuis
Carol Matas


Polen, 1941.
Het stadje Zloczow, dat tijdens de eerste wereldoorlog ingelijfd is door de Russen, wordt bezet door het Duitse leger. Dat betekent onmiddellijk slecht nieuws voor het joodse bevolkingsdeel. De Oekraieners zagen de Joden als de vijand, en vermoordden met hulp van de Duitse soldaten bijna 4000 joden. Er werd een jodenraad ingesteld, die zoals op alle plaatsen het geval was een inventaris van de Joden moest maken, zodat het de Duitsers gemakkelijker werd gemaakt hen uit te roeien. Niet voordat hen alle geld en waardevolle bezittingen waren afgenomen natuurlijk. Ook waren er de bekende maatregelen: in plaats van een gele ster moesten ze een witte armband om, met daarop een blauwe Davidsster, maar de treiterijen waren gelijksoortig. Ook was er sprake van tewerkstelling, gedwongen verhuizing naar het ghetto  en progroms.


In deze wereld heeft de Canadese schrijfster Carol Matas haar hoofdpersoon neergezet: het joodse meisje Vero, zestien jaar oud. Haar vader wordt opgepakt, en ze moet gaan schoonmaken voor de Duitsers. Zij is getuige van brute moord en zij moet – omdat ze niet een echt joods uiterlijk heeft – er op uit om spullen te ruilen voor voedsel. Als ze van een van de tochten, samen met een jonger broertje en zusje thuiskomt is de rest van het gezin verdwenen. De buurman helpt haar: ze kan doorgaan voor een nichtje van hem, dat opgeroepen is om te gaan werken in Polen. Haar broertje en zusje moet ze achterlaten, zij willen zich aansluiten bij de partizanen.
Tijdens al deze vreselijke gebeurtenissen was er voor Vero één lichtpunt: ze had Sjemoeëel, een prille liefde bloeide op. Maar ook al ziet hij er ook niet echt joods uit, hij is een jongen, en kan dus toch niet mee naar Polen.


Haar verdere avonturen beleeft ze alleen, onder de naam Marisa: eerst werkt ze op een boerderij bij een norse, wrede boer; dan komt ze terecht in een Nazi-gezin. Als bekend wordt dat zij goed Pools en Duits spreekt wordt ze naar Berlijn gestuurd, als tolk. Ze maakt er de bombardementen mee. Als de oorlog voorbij is wordt ze opgenomen in het gezin van de SS-er.


Marisa wordt heen en weer geslingerd tussen gevoelens van haat en sympathie. De mensen waar ze woont zijn wel aardig, maar ze vinden haar als Slavische al minderwaardig, en dan weten ze niet eens dat zij een jodin is! De kinderen in het gezin spelen een spelletje waarbij Joden vernietigd moeten worden. Ze beseft wel dat deze kinderen niet beter weten, maar waarom denken ze niet na? Hoe kunnen zij en andere Duitsers en Polen zomaar denken dat joden geen mensen zijn, maar ‘wezens nog minder dan varkens’?
Ze begrijpt het niet, maar denkt dan aan haar vader ‘ik herinnerde me iets wat papa vaak tegen me zei, als ik op school problemen had met Polen die joden haatten. Het is beter dat ik het goede in mijn vijand zie, dan dat ik het kwade in hem zie.’


Zo overleeft ze, in de overtuiging dat alle familie, alle vrienden en alle joden uit Zloczow omgekomen zijn. Groot is haar verrassing als ze ontdekt dat er lijsten bestaan. Lijsten met mensen die het niet gered hebben, maar ook lijsten met overlevenden.
Indrukwekkend verhaal. Het is immers niet allemaal zwart-wit. Het meisje maakt de mens mee in al zijn schakeringen, en moet daar mee leren omgaan.


Carol Matas kwam op het idee gekomen dit boek te schrijven door een onderzoek dat ze deed naar de Holocaust. Ze vond toen verhalen over joodse families die in Duitsland woonden tijdens de Tweede Wereldoorlog, die het op een of andere manier gered hadden om met valse papieren zich te verstoppen of te reizen. Ze vond dit zulke mooie en bijzondere verhalen dat ze er over wou schrijven. Matas wil laten zien hoe het leven in de Tweede Wereldoorlog was voor joden in nazi-Duitsland; hoe sommige joden overleefden. Ook wil ze laten zien waartoe mensen in staat zijn zowel in het goed als in het kwaad.


ISBN: 9789052517391  |hardcover |144 pagina's |Uitgeverij Callenbach |oktober 2001
vertaald uit het Engels door Bart van der Griendt Leeftijd vanaf dertien jaar

© Marjo, 25 januari 2015

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

De Tuin
Carol Matas


1947
De zestienjarige Poolse Ruth is in de Tweede Wereldoorlog al haar familieleden kwijtgeraakt, alleen haar broer Simon is nog in leven. Beiden zijn naar Palestina gevlucht en Ruth woont nu, illegaal, samen met de andere Poolse gevluchte jongeren in een kibboets. In de tuin die ze daar onderhoudt stopt ze haar ziel en zaligheid. Helaas is in Palestina ook niet de vrede te vinden waar Ruth op hoopte. De in Palestina wonende Arabieren zijn het er niet mee eens niet dat de joodse mensen een deel van hun land krijgen zoals de Verenigde Naties voor ogen heeft.
Haar broer Simon vindt dat de joden na de verschrikkingen van de oorlog recht hebben op een eigen land en heeft zich aangesloten bij de Irgun, een groep die hardhandig, met geweld, de Arabieren wil verjagen.
Ruth kan zich het echter van de Arabieren wel voorstellen en heeft zich aangesloten bij de Haganah, een groep joodse mensen die in vrede wil samenleven met de Arabieren.


Maar de Arabieren denken er anders over. Als de kibboets van Ruth wordt beschoten zullen de Haganah zich wel moeten verdedigen. Besloten wordt om alleen die huizen aan te vallen waaruit geschoten werd en de mensen te ontwapenen. 'Dat is volkomen onzin' zegt Simon tijdens een bezoek aan Ruth 'twee dagen later zijn ze toch weer voorzien van wapens'. Maar Ruth blijft aanvankelijk hardnekkig geloven in een 'vreedzame' aanpak. Dat blijkt niet te lukken.
Er worden uiteindelijk wapens de kibboets binnengesmokkeld, geleverd door de Britten, en de bewoners die mee willen doen nemen deel aan de gevechten. Zo ook Ruth. Uiteindelijk doodt ook zij mensen, ondanks haar aanvankelijke vreedzame gedachten. Aan joodse zijde vallen eveneens doden en gewonden, ook Zvi, de vriend van Ruth raakt zwaargewond.


De Britten zullen binnenkort naar huis gaan en draaien elke keer hun hoofd om bij ernstige beschietingen. Ze grijpen niet in, helpen niet, kortom, ze doen helemaal niets. De bevolking mag het zelf uitzoeken. Uiteindelijk neemt de Haganah hele dorpen in anders blijven ze beschoten worden, de Arabieren mogen blijven maar vertrekken toch.
De tante van Ruth en Simon die de holocaust ook overleefd heeft, vormt een belangrijke spil in de strijd om het land.
De geliefde tuin van Ruth wordt eveneens vernield maar Ruth weet dat zij hem steeds opnieuw, en opnieuw, en opnieuw zal beplanten, totdat er vrede is...

Het is een keihard verhaal. Waarbij de waanzin van een oorlog duidelijk naar voren komt.
In een recensie van Biblion staat "Een boek dat generaties die weinig van de oorlog weten, zullen helpen een beeld te krijgen van de historische gebeurtenissen. " Daar ben ik het niet mee eens. Het enige dat je te weten komt is dat joodse mensen vechten om een plek in Palestina en dat de Arabieren zich daar tegen verdedigen. De VN en De Britten wordt zijdelings genoemd maar hun rol in het geheel blijft onduidelijk.
Het is wel een verhaal dat de persoonlijke motieven van de bewoners in Palestina weergeeft maar echt duidelijk wordt het waarom van de strijd niet verteld.


Het verhaal is in ik-vorm vanuit Ruth verteld. Vooral omdat zij en haar Poolse lotgenoten en medestrijders nog zo jong zijn komen de gebeurtenissen en gevechten extra hard aankom. De strijd is namelijk keihard en niets ontziend.
Dit boek is een vervolg op het boek 'Het is oorlog geweest' maar is redelijk goed zelfstandig te lezen. Ik vermoed dat het wel een pre heeft als je de achtergrond van Ruth beter kent. De woede en haat die Ruth voelt zijn af en toe heel erg heftig.
Het verhaal speelt zich af eind 1947, begin 1948 en het is triest dat er in feite anno 2014, meer dan 66 jaar later, nog niets veranderd is.


ISBN 9789026610097 Hardcover 112 pagina's Uitgeverij Callenbach november 2002
Leeftijd 13+

© Dettie, 30 augustus 2014

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER