Arthur Japin

Vaslav
Arthur Japin


Vaslav Fomitsj Nizjinski (1888-1950) was een van de meest getalenteerde mannelijke dansers uit de wereldgeschiedenis, vooral geliefd vanwege zijn virtuositeit en de diepgang van zijn karakters. In 1909 ontmoette hij Sergej Diaghilev, die een hele tijd Nizjinski’s carrière gestuurd heeft via het door hem opgerichte “Les Ballets Russes”. Nizjinski had een (al dan niet gewilde) homoseksuele relatie met Diaghilev. In 1913 kwam het tot een breuk tussen beide mannen toen Nizjinski in het huwelijk trad met een Hongaarse gravin, Romola Pulszky.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog kon Nizjinski uitwijken naar de Verenigde Staten, waar tijdens een toernee de eerste symptomen van dementia precox (vroegtijdige dementie) tot uiting kwamen. Nizjinski’s carrière kwam tot een definitief einde, toen in 1919 schizofrenie werd vastgesteld.


Arthur Japins roman Vaslav (de omslag toont een tekening van een dansende Nizjinski, in één van zijn kostuums) gaat over Nizjinski’s moeilijke jaren, en over het einde van zijn carrière, vooral dan over zijn laatste optreden in Sankt Moritz. Met de uitspraak


“Nu is het kleine paardje moe.”


maakt Nizjinski tijdens de dans een einde aan zijn carrière, en vangt een leven van vooral zwijgen aan. Hij heeft de werkelijkheid rondom hem vaarwel gezegd, en duikt onder in zijn eigen fantasie. Is dit een daad van waanzin, protest, of van wijsheid geweest ? Ik laat de keuze aan de lezer.


De roman is opgedeeld in vier delen, waarbij telkens een van Nizjinski’s “getrouwen” het gebeuren vanuit zijn/haar visie vertelt : zijn huisbediende Peter (die het grootste deel van het verhaal vertelt), Diaghilev (zijn ex-vriend), Romola (zijn vrouw) en opnieuw Peter. Zij vertellen niet alleen Nizjinksi’s verhaal , maar ook het hunne. Nzjinski worstelt met zich zelf (hij kan niet echt omgaan met de roem, en de echte wereld is er te veel aan (en dit net na het einde van de Eerste Wereldoorlog)), maar niet alleen hij. Soms krijgt men zelfs de indruk dat de nevenfiguren belangrijker zijn dan de titelfiguur. De hierboven aangehaalde worsteling handelt immers vooral over de verhouding tussen de verschillende spelers op het schaakbord, over haat en liefde. Men zou zelfs kunnen stellen dat het verhaal van Nizjinski alleen maar als kapstok fungeert om al het andere aan op te hangen.


Het verhaal van Peter overtuigt meer dan dat van een teleurgestelde Diaghilev en een, ondanks alles, steeds liefhebbende Romola. Niet alleen omwille van Nizjinski, maar ook omwille van het feit dat Peter een gelijkaardige (zij het niet van psychatrische aard) evolutie doormaakt. Ook hij laat veel los, en gaat met zijn leven een geheel nieuwe richting uit. Misschien is dit omdat hun verhaal niet in de eerste plaats gaat over die bewuste dag die een totale ommekeer bracht voor iedereen, maar wel over wat voorafging (Diaghilev) en wat volgde (Romola), ook al komt al het verhaalde samen in Nizjinski.


Moet men dit boek lezen als een autobiografie ? Ik meen van niet. En wel om twee redenen. In de eerste plaats gaat het niet alleen om Nizjinski, maar om de interactie van een Nizjinski die reeds tekenen van waanzin vertoont met de nevenfiguren, die dit (op Peter na) nog niet gemerkt hebben. Ten tweede omdat het verhaal, ondanks uitweidingen in verleden en toekomst, beperkt is tot een Nizjinski vanuit medisch-psychiatrisch gezichtspunt. Ook al wordt er heel wat aandacht aan dansen besteed in deze roman, toch kan men ook hier veel over waanzin tussen de regels door lezen.
Moeten we dit boek dan als een verslag over één psychiatrische patiënt lezen ? Ook hier meen ik met neen te mogen op antwoorden. Ook al gaat het hier om een individueel geval, toch denk ik dat Japin er (tenminste gedeeltelijk) in geslaagd is het pathologisch geval Nizjinski op een iets hoger plan te trekken, ook al kan men in de psychiatrie moeilijk van algemene ziektebeelden spreken.
Het is niet altijd eenvoudig, een roman eenduidig onder een bepaald type onder te brengen. Hierboven vind je twee pogingen, maar helaas moet ik hieromtrent een definitief antwoord schuldig blijven.



Vaslav is een over het algemeen vlot lezend boek, waarbij ik mij toch de vraag blijf stellen, wie nu de uiteindelijke hoofdfiguur is. Is het Peter, die evolueert naar vrijheid, of is het Nizjinski, waarbij men zich kan afvragen, of zijn evolutie als een bevrijding kan geïnterpreteerd worden?


ISBN 9789029572972  | Paperback | 374 pagina's | Arbeiderspers | september 2010

© Lezer100, 24 juli 2011

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Vaslav
Arthur Japin


Arthur Japin vertelt op zijn heel eigen manier het verhaal van de balletdanser Vaslav Nijinsky, die al een legende was in zijn tijd, vanwege zijn ongehoord hoge sprongen. Tijdens zijn leven werd dat nog versterkt door zijn aparte manier van leven en zijn tragisch einde. Wie de achtergrond niet kent, kan die gemakkelijk vinden op internet: hoe hard zijn jeugd was, hoe hij begeleid en later verstoten werd door Sergei Diaghilev, en hoe, toen deze hem even uit het oog verloor, Vaslav verliefd werd op de Hongaarse gravin Romola Pulszky. Eveneens het einde, de schizofrenie en de tocht langs allerlei klinieken kunnen bekend worden verondersteld.


Japin laat niet de danser aan het woord, maar geeft een stem aan een man uit het volk, Peter, om het verhaal indirect te vertellen. Peter is de huisbediende. Eigenlijk is hij meer de hoofdpersoon dan Vaslav. In twee delen is hij degene die vertelt hoe het leven is, daar in de bergen in Zwitserland. Hij heeft in zijn jeugd de filosoof Nietzsche gekend, en denkt nu te zien hoe ook de danser in de problemen zit. Hij waarschuwt mevrouw, maar die is er op gebrand haar man een comeback te laten maken, en wil het niet zien.


Aangezien de lezer weet hoe het afloopt, is de plot niet hetgeen Japin kan gebruiken om een boek te schrijven dat lezers tot het laatste woord boeit. Daarom is het opvoeren van Peter een goed idee, en al kennen we dat trucje natuurlijk al wel uit eerdere boeken van Japin, het werkt wel. Misschien is de bediende wat te filosofisch - hij spuit nogal wat levenswijsheden - maar hij is wel de meest boeiende verteller in dit boek. Als Japin een deel laat vertellen door Diaghilev, en door Romola, verslapt de aandacht toch een beetje. De feiten staan als een huis, de achtergrond is interessant, ik wist bijvoorbeeld niet dat Tsjaikovski arsenicum moest slikken. (Het blijkt overigens omstreden te zijn; met dank aan Wikipedia).  Over hoe men in die tijd omging met de herenliefde, over hoe ook toen al 11 november een beladen datum was, het is en blijft boeiend om dit in een roman als deze te lezen. Maar het is vooral het verhaal van Peter zelf, over de manier waarop zijn kijk op het leven verandert door zijn werk voor dat vreemde huishouden, dat dit boek sterk maakt.


Een paar van die uitspraken van Peter:


‘Voordat ik hier kwam werken had ik er nooit aan gedacht dat een mens als er niemand anders is om hem op te dragen wat hij moet doen, ook nog zijn eigen slaaf kan worden.’

‘Verdriet maakt mensen lichter als ze het kunnen wijten aan iets lelijks.’

‘Een mens moet in het leven zijn eigen coulissen verplaatsen.’


ISBN 9789029572972  | Paperback | 374 pagina's | Arbeiderspers | september 2010

© Marjo, 7 januari 2011

Lees de reacties op het Leestafelforum en/of reageer, klik HIER

 

De overgave
Arthur Japin


De overgave is na De zwarte met het witte hart en Een schitterend gebrek de derde historische roman van Arthur Japin dat een mengeling is van fictie en non-fictie. Het verhaal is gebaseerd op de geschiedenis van Cynthia Ann Parker (zij staat ook op de voorkant van het boek) Als kind groeide zij op bij de familie Parker die na een lange reis vol beproevingen een nieuw bestaan probeerden op te bouwen in Texas.


Door drie families wordt Fort Parker gebouwd maar op 19 mei 1986 wordt dit fort aangevallen door de Comanches. Velen werden gedood en enkele kinderen meegevoerd. Grootmoeder Sallie (Granny) wordt vreselijk mishandeld maar overleeft de aanslag, wel heeft zij gezien hoe haar geliefde man en enkele familieleden op een gruwelijke manier omgebracht werden.


Japin vertelt het verhaal gezien door de ogen van deze Granny. Haar aanvankelijke vriendelijke houding ten opzichte van de indianen is omgeslagen in pure haat. Granny heeft moeite met het enorme gemis van haar geliefden en vrienden maar mist bovenal haar kleinkind Cynthia Ann met wie ze een speciale band had. Zij zal en moet haar (klein)kinderen terugvinden en dat geeft haar de moed en de kracht om de geleden verschrikkingen aan te kunnen. De zoektocht is haar drijfveer, haar reden van bestaan, en het zal een jarenlange zoektocht worden.

Het boek begint met de komst van Quanah de leider van de Comanches, hij staat op het punt het reservaat in te gaan. De blanken hebben na 400 jaar uiteindelijk de indianen klein gekregen. Voordat hij het reservaat in gaat wil hij Granny spreken. Het kost Granny enorm veel moeite om hem te ontvangen, alle haat en geleden ellende komt boven maar toch wil zij hem spreken en zien en zij heeft daar zo haar redenen voor. Zij wil haar verhaal aan hem vertellen maar… zij is ook de enige die hem nog iets over zijn moeder Cynthia Ann kan vertellen… Quanah, een van de zo gehate Commanches is namelijk het kind van Cynthia Ann. Zij vertelt hem, in de ik-vorm, over haar zoektocht en haar dromen. Ze vertelt hem over de haat die ze voelde:

"Haat is een wanhopig soort houvast. […] Niks is zo onwrikbaar als wraak […] Vergeten, denk je, is verraden. Die woede is het laatste wat je nog hebt."


Zij vertelt hem wat ze zou doen als ze Cynthia Ann zou terugvinden. Welke dromen zij daarover had. Maar deze dromen bleken een illusie…


Aanvankelijk vertelt Granny alles zeer grimmig en aanvallend. Ze weet dat ze gezien wordt als 'een prikkelige oude cactus', onbenaderbaar, keihard. Maar deze onverschrokkenheid, 'hardheid' heeft haar overeind gehouden. In de loop van het gesprek met Quanah komt wel het besef wat hij en zijn volk te verduren hebben gehad. Zij werden op zeer wrede wijze van hun land beroofd. Enorme aantallen indianen werden zonder pardon neergeschoten. Toch heeft ze moeite haar begrip hiervoor hardop te zeggen. Ook omdat de haat haar bestaan was:


"Die jarenlange haat, als die wegvalt, wat moet daarvoor in de plaats komen? Want vergis je niet, er blijft gewoon een gat achter."


Quanah heeft gestreden voor zijn naasten, Granny voor de hare. Beiden hebben moeten inzien dat door egoïstisch hún zin door te drijven en doorgaan tot het uiterste, zou betekenen dat dan echt alles verloren is. Zij hebben zich moeten overgeven en uiteindelijk elkaar, de blanke vrouw versus de indiaanse man, vergeven.


Japin heeft een aangrijpend en boeiend verhaal geschreven. Het verhaal van Granny wordt afgewisseld met korte verhalen van de kant van de Comanches. Granny is een mooi uitgediept karakter. Hij heeft een vrouw neergezet die diep geleden heeft maar op een mooie, soms bijna laconieke manier haar verworven inzichten weet te verwoorden. Ondanks de gruwelen, waarvan Japin zelf vermeldt dat hij niet eens alles op kon schrijven, sleept het verhaal je mee. De nurkse en onverschrokken Granny dwingt respect af, zij zal me nog lang bijblijven!


ISBN 9789029565295 | Hardcover | 366 pagina's | Uitgeverij De Arbeiderspers | november 2008

© Dettie, 25 februari 2009

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER