Arjaan van Nimwegen

In de tunnel
Arjaan Nimwegen


Af en toe zoekt de ik-verteller op internet haar naam op: Ingeborg Hannah Wijdenes: ‘zoals ik wel vaker deed in momenten van zwakte, woede en onbegrip – en vooral uit angst om haar te vergeten.’ Als hij haar naam terugvindt in een artikel in een streekkrantje besluit hij terug te gaan naar de plek waar alles zich afspeelde, in en rond enkele buurtschappen van de gemeente Horstelo.


Het artikel was een interview dat hoofdredacteur Juliana Nijboer voerde met oudbrigadier Mart Bakker. Bakker was de agent die onderzoek deed naar enkele moordzaken die zich daar afspeelden. Twee broers werden als dader aangewezen, Gert en Aad Theunissen. Maar hebben zij, of een van hen, de moord(en) ook op hun geweten? Aad leeft niet meer, Gert, de jongere broer, was niet 100%. Hij leeft nog wel.
Het is al veertig jaar gelden, de betrokkenen zijn al veel vergeten. De slachtoffers waren een twaalfjarig meisje, Barbara Oude Eling; de weduwe Horstink en een jonge vrouw, Hanne, die eveneens verkracht en dood gevonden werd in een verlaten tunnel. Maar zij was ‘niet van hier’, minder belangrijk voor de allochtonen.


De ik-verteller gaat langs bij de brigadier, die niet alles meer zo goed weet, is hij aan het dementeren?
Hij bezoekt Oude Eling, die vrede heeft gevonden met de dood van zijn dochter. Zijn zoon Nico heeft dat echter niet. Die zit nog vol woede.
Hij gaat langs bij de beheerder van het Streekmuseum, drs. Jurgen Mastenbroek, die uit is op informatie om eventueel een tentoonstelling te maken over de gebeurtenissen uit het verleden. Mastenbroek wijst hem op het feit dat Hanne een zus had, zij leeft nog.
Ook spreekt hij met Juliana en met Herman van den Akker, de hoofdredacteur van het streekkrantje, waar de verteller zelf nog ooit voor geschreven heeft.


Waarom  is de verteller op zoek naar al deze informatie? Wat was zijn eigen betrokkenheid?  Is er meer aan de hand dan dat hij uit deze buurt afkomstig is en meerdere betrokkenen persoonlijk heeft gekend?  Dat wil Juliana ook weten:


‘Maar nu uw rol in dit alles.’ zei ze.
Mijn hart kromp weer eens samen. Ik had dit goed voorbereid, mezelf terughoudendheid voorgenomen zonder te verhullen dat het voor mij een ingrijpende gebeurtenis was geweest – al moest ik beslist niet overdrijven. Mijn rol moest betrokken maar bescheiden zijn. Mijn rol…’


Ook  voor de lezer blijft het lang onzeker, vooral ook omdat we plompverloren in het verhaal belanden, er is geen uitleg of inleiding. Na een tijdje beginnen er wel bepaalde vermoedens op te komen.
Weet die verteller zelf nog wel wat er gebeurd is? Hij komt er niet openlijk voor uit. Ook niet tegenover zichzelf.
En de betrokkenen? Het is al veertig jaar geleden, weten zij nog wat er speelde? Er was in die tijd ook geen mogelijkheid om de moorden grondig te onderzoeken – althans, dat gebeurde niet.
Wat doet de tijd met je geheugen? Wat is de waarheid?
Naarmate de verteller meer te weten komt, weet hij ook niet zeker meer of hij het allemaal wel wil weten. Maar intussen hebben zijn vragen wel het een en ander opgerakeld.


‘Het schoot niet op. Ieder feit vertakte zich in nieuwe feiten, de werkelijkheid die ik zocht was een zevenkoppig monster, en telkens als ik een kop afhakte ontsproten er uit het bloed zeven nieuwe koppen.’


De manier waarop van Nimwegen het verhaal vertelt laat je niet los. Hij zit in het hoofd van zijn hoofdpersonage, laat hem in gedachten reageren op zijn tegenspelers terwijl hij met hen praat. Het onzekere, in de vraagstelling en het doel, maar ook in de antwoorden, maken het verhaal nogal vaag. Het gaat schuil onder een wolk van wazige geheimzinnigheid. Wat wil die man eigenlijk? Dat zal de bedoeling zijn van de schrijver, het gaat immers om het menselijk – feilbare - geheugen. De lezer wil het ook graag weten: waar leidt dit toe?

In een nawoord lezen we hoe Van Nimwegen zijn verhaal gebaseerd heeft op bepaalde feiten.
De auteur maakte in het verleden namelijk een soortgelijk geval mee: “Ik had ooit een Noorse vakantieliefde, die kort daarna op brute wijze om het leven is gebracht. Dat hoorde ik pas veertig jaar later, maar de schok was er niet minder om. Het was opeens heel dichtbij, en al heb ik zelf in het drama geen rol gespeeld, ik had toch het gevoel dat het met mij te maken had. Ik besloot het verhaal van vervagende herinneringen en twijfels aan je betrokkenheid bij oude gebeurtenissen in een roman te gieten, ook als een soort hommage aan die vermoorde geliefde. Ik heb niet mijn eigen situatie geschetst, maar het verhaal in het boek kent wel heel veel parallellen.”


Arjaan van Nimwegen (1947) is onder andere schrijver, dichter, vertaler en drukker. Sinds het verschijnen van zijn eerste roman Van Tol kijkt om in 2002, werkt hij aan zijn oeuvre als romanschrijver. In totaal heeft hij acht romans geschreven.


ISBN 9789028450110 | paperback | 256 pagina's | Uitgeverij Wereldbibliotheek | januari 2020

© Marjo, 15 maart 2020

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Van Tol kijkt om


Van Tol is een man van een jaar of zestig. Een eenzelvige man, die ook niet anders lijkt te willen dan afstand nemen en niemand lief te hebben. Alleen zijn kleinzoon Jeroen kan hem nog vertederen. Jeroen is dertien, een mongooltje, en hij komt in de weekenden bij Van Tol. Met zijn vuile was, zijn Tamagotchi en zijn ontwapenende charme. Al wil hij het niet, Van Tol weet dat hij van de jongen houdt.
De dwangmatige en geordende wereld van een mongool past overigens heel goed bij die van hemzelf. Vaste gewoontes en regels houden hem overeind, een manier om zijn verleden tot zwijgen te dwingen.
Van Tol is kleermaker geweest. Hij had een compagnon, die hem bedrogen heeft. Op de avond dat het tot Van Tol doordringt, brandt zijn huis af en komt zijn moeder om het leven. Zijn compagnon is verdwenen, en zijn vrouw ook. Alleen hun dochtertje is er nog... Maar er gebeuren dingen waardoor hij zijn zorgvuldig opgebouwde façade niet langer in stand kan houden. Zijn oudoom overlijdt; hij krijgt anonieme zwijgtelefoontjes; en in de tas van Jeroen vindt hij een ring die hij heel goed kent... het is een teken dat zijn verleden dan misschien wel door hem zelf verdrongen is, maar dat er mensen zijn die het daar niet mee eens zijn.


Van Nimwegen heeft er voor gekozen om geen algemene wetende verteller te gebruiken, maar Van Tol zelf te laten vertellen.
Zo hebben we geen kennis over het verleden, over al de lijken in de kast bij Van Tol, maar delen we zijn langzaam groeiende zorg dat het verleden niet begraven schijnt te kunnen blijven. Soms haalt hij herinneringen op, om zijn gedrag te rechtvaardigen. Als hij op de begrafenis van zijn oudoom ronddwaalt door het huis waar hij onplezierige herinneringen aan heeft, komen die gebeurtenissen boven.
Deze indirecte manier van vertellen maakt alles geheimzinnig. Wat is er eigenlijk allemaal gebeurd? Waarom is Van Tol zo afwerend tegen de verzorgster van Jeroen? Waarom wil hij niet praten met die man in het park, die Jeroen schijnt te kennen?
Het is een indringend verhaal, en ik heb het meteen een tweede keer gelezen. Toen waren de verwijzingen duidelijk, maar dat maakte het verhaal er niet minder mooi op. Mede door de stijl, de soms korte, onafgemaakte zinnen, en daarnaast haast poëtische volzinnen.
Waarom hebben we niet meer van deze schrijver gehoord?


"In de gangspiegel keek zijn kop hem betrapt aan. Een bevroren kop. Mooi was hij nooit geweest, en dat speet hem nu niet. Wat hem ontstelde was iets anders: de volstrekte stijlloosheid van dat hoofd. De man die hij altijd dacht te spelen, ook voor zichzelf, was een afstandelijke, beschaafde heer, stijfjes maar beleefd, zonder dat het in hoffelijkheid ontaardde. Zo zag hij zichzelf in zijn koppigheid: leed plooide voorhoofd en konen, wijsheid krulde de mondhoeken tot een melancholiek, laatmiddeleeuws portret. Een rechtvaardige. Nu werd hij overvallen door een zure man, een bekrompen zeikerd. Vleesloze lippen, troebele, koude ogen. Hij rilde van de griezel en wist het weer: nooit had hij van zichzelf gehouden."


Stond op de longlist voor de Libris Literatuurprijs 2003


Paperback | 127 Pagina's | Wereldbibliotheek augustus 2002 ISBN10: 9028419764 | ISBN13: 9789028419766

© Marjo, september 2007

Reageren? Klik hier!