Boekenarchief B

Reinier Bresser

Strandvogel
Reinier Bresser


Gustaaf Vogel, succesvol trader bij een bedrijf in Londen, krijgt een schokkend telefoontje. Zijn zusje Fanny is tijdens het zwemmen in de zee bij Wassenaar verdronken. Gustaaf snapt het niet: zijn zus kon uitstekend zwemmen! Was het een ongeluk? Of was het opzet? Er wordt geen enkel teken gevonden dat het laatste het geval zou kunnen zijn, maar Gustaaf twijfelt.
Behalve deze twijfel is er het schuldgevoel dat hem kwelt, er was de laatste jaren nauwelijks contact met zijn zusje.
Het eerste wat hij doet als hij terug is gevlogen naar Nederland, is naar het strand gaan, naar de plek waar hij de beste herinneringen aan heeft. Daar bij strandpaal 93 is Fanny de zee in gelopen.


‘Strandpaal 93. Toen de reddingzwemmers hem hadden verteld dat Fanny daar gevonden was, wist hij genoeg. Hij kon er blind naar toe lopen, hij wist hoeveel stappen het was van de duinrand naar de verweerde paal, waarop in zwarte cijfers het nummer was geschilderd. Hij had er tegen aan geleund als hij naar de vrachtschepen aan de horizon keek. Hij had er een rondedans gemaakt toen hij voor zijn eindexamen was geslaagd. Het was zijn totempaal geweest.’


En nu was Fanny daar gevonden.


Aan het water is niets te zien. Fanny Vogel kende de zee net zo goed als haar drie jaar oudere broer, misschien wel beter. Hun zomerse dagen sleten zij allebei aan de Wassenaarse Slag, waar ze picknickten met hun ouders, en waar zij terwijl hij met zijn vrienden rondhing ging kijken hoe Kees Zuydwijk poffertjes bakte. In het paviljoen Zuydwijk woonden in de zomer de tweeling Harry en Gabor, van dezelfde leeftijd als Gustaaf. De jongens vroegen hem nogal eens om te blijven slapen, daar op het strand. Fanny ging dan braaf mee naar huis, ‘ze ging altijd braaf mee,’ al miste ze haar broer dan. Ze kroop vaak bij hem in bed, dat was veilig.
Hun ouders hadden niet echt een hechte band, en er was niemand anders.


Maar zoals dat gaat met een broer en een zus, ieder ging zijns weegs. Gustaaf merkte waarschijnlijk niet eens hoezeer zij hem miste. Hun band was een vanzelfsprekendheid, hij besefte niet dat je zo’n verbintenis  moest onderhouden. En hij vertrok naar Londen, met zijn vrouw Martha en zoon Alexander. Maar hij was al eerder vertrokken, toen hij ging studeren. Al wilde Fanny het anders, zij was te bedeesd om eisen te stellen.


Nu is ze dood, en tot zijn schrik ontdekt Gustaaf dat zijn eigen zoon Alexander meer contact met haar had dan hij wist, en meer dan hij zelf had. Van hem hoort hij dat Fanny in behandeling was bij een psychotherapeut. Gustaaf gaat met die man praten, maar wordt niet veel wijzer. Ze had een dissociatieve stoornis, maar dat kon meerdere oorzaken hebben. Maar was het voldoende om aan te nemen dat haar dood gepland was?
Gustaaf overdenkt zijn eigen leven. En hij neemt een besluit.


Het is een verhaal over hoe je jezelf kunt kwijtraken, maar ook weer terugvinden. Het wordt verteld vanuit Gustaaf, maar om het geheel duidelijk te krijgen moet ook Fanny haar kant van het verhaal vertellen. Dat gebeurt in ingelaste stukken tekst. Zowel broer als zus wisten niet hoe ze met elkaar moesten communiceren, ze hadden het niet geleerd. Allebei vluchten ze als het ware in een leven dat niet goed voor hen was. Een leven waar ze geen van tweeën ‘gezien’ werden door hun omgeving. 
Triest, en voor Fanny te laat.


Reinier Bresser (Wassenaar,1948) is copywriter en creative director bij reclamebureaus als Ogilvy en Publicis. Ook was hij partner van het Amsterdamse bureau Straad.
Strandvogel is zijn romandebuut.


ISBN 9789491363931 | Paperback | 128 pagina's | Gibbon | oktober 2018

© Marjo, 2 december 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER