Canto 8 Louteringsberg.
Geplaatst: 24 mar 2006, 16:56
Korte inhoud van Louteringsberg canto 8 :
Een nostalgisch moment, de avond gelijk, de avond ook der gevoelens.
Laatmiddeleeuws. (Je voelt het einde van een tijdperk naderen in deze mooie canto.)
Waarbij Dante’s oren ook gevoeliger worden voor de psalmen of de extatische welluidendheid gericht naar de hogere onzichtbare hemelcirkels.
(Een ode aan de Tautologiëen van het bestaan.)
Op dat moment dalen er twee engelen neder aan weerszijden der schimmenschaar.
Zij moeten de schimmen behoeden voor de slang van het kwaad die in het duister begint rond te schuifelen.
(Want in het vagevuur zelf is geen verleiding meer mogelijk alleen berouw, stagnatie, of terugval, maar hier in het voorvagevuur is dat nog wel mogelijk.)
Sordello, Vergilius, en Dante zakken af tot midden in de schimmenzee.
Nog net herkennen Dante en rechter Nino Visconti elkaar - Dante is opgelucht dat deze niet in de hel vertoeft.
Visconti is vandaag gestorven, of een dagverse dode.
Nu merken Visconti en Sordello - die blijkbaar goed in de verte kan zien maar niet dichtbij – dat Dante nog een levend wezen is.
Visconti’s bede om de zijnen op aarde voor hem te doen bidden volgt.
De zijnen dat zijn : zijn dochter Johanna, maar niet zijn vrouw (ook een Beatrice) die het witte kleed der weduwschap al deze dag heeft afgeworpen.
Dante kijkt naar de sterrenhemel.
Vergilius blik volgt.
Dan onderbreekt Sordello hun vervoering.
en wijst hen de slang aan.
(Slangen, poezen, en demagogen reinigen zich met de tong.)
De engelen verjagen – niet als slechtvalken maar als goedvalken - de slang.
Ondertussen tikt ene Koenraad Malaspina Dante aan, en vraagt hem om aardse nieuwtjes van zijn streek Valdimagra.
(De nieuwgierigheid sterft blijkbaar niet mee met ons aards lichaam.)
(De Malaspina’s waren broodheren van Dante tijdens zijn ballingschap.)
Dante kent niet de streek maar wel de faam ervan die voor zichzelf spreekt.
Hij steekt de lof van het gastvrije Malaspina-geslacht.
Waarop Malaspina het broodheerschap van zijn eigen huis over Dante voorspelt.
Een nostalgisch moment, de avond gelijk, de avond ook der gevoelens.
Laatmiddeleeuws. (Je voelt het einde van een tijdperk naderen in deze mooie canto.)
Waarbij Dante’s oren ook gevoeliger worden voor de psalmen of de extatische welluidendheid gericht naar de hogere onzichtbare hemelcirkels.
(Een ode aan de Tautologiëen van het bestaan.)
Op dat moment dalen er twee engelen neder aan weerszijden der schimmenschaar.
Zij moeten de schimmen behoeden voor de slang van het kwaad die in het duister begint rond te schuifelen.
(Want in het vagevuur zelf is geen verleiding meer mogelijk alleen berouw, stagnatie, of terugval, maar hier in het voorvagevuur is dat nog wel mogelijk.)
Sordello, Vergilius, en Dante zakken af tot midden in de schimmenzee.
Nog net herkennen Dante en rechter Nino Visconti elkaar - Dante is opgelucht dat deze niet in de hel vertoeft.
Visconti is vandaag gestorven, of een dagverse dode.
Nu merken Visconti en Sordello - die blijkbaar goed in de verte kan zien maar niet dichtbij – dat Dante nog een levend wezen is.
Visconti’s bede om de zijnen op aarde voor hem te doen bidden volgt.
De zijnen dat zijn : zijn dochter Johanna, maar niet zijn vrouw (ook een Beatrice) die het witte kleed der weduwschap al deze dag heeft afgeworpen.
Dante kijkt naar de sterrenhemel.
Vergilius blik volgt.
Dan onderbreekt Sordello hun vervoering.
en wijst hen de slang aan.
(Slangen, poezen, en demagogen reinigen zich met de tong.)
De engelen verjagen – niet als slechtvalken maar als goedvalken - de slang.
Ondertussen tikt ene Koenraad Malaspina Dante aan, en vraagt hem om aardse nieuwtjes van zijn streek Valdimagra.
(De nieuwgierigheid sterft blijkbaar niet mee met ons aards lichaam.)
(De Malaspina’s waren broodheren van Dante tijdens zijn ballingschap.)
Dante kent niet de streek maar wel de faam ervan die voor zichzelf spreekt.
Hij steekt de lof van het gastvrije Malaspina-geslacht.
Waarop Malaspina het broodheerschap van zijn eigen huis over Dante voorspelt.