Livio en Dakota, broer en zus, hadden het kunnen zien aankomen. Hun moeder was altijd een dier. Een kat of een hond, een konijn of een schildpad. Beiden zijn ze constant bezig met het weg te moffelen. Voor anderen en voor zichzelf. Livio vlucht weg in een fantasiewereld, waarin hij de hele wereld afreist. Dakota reageert het regelrecht af op anderen. Geweld is haar niet vreemd. Maar ze hadden het kunnen weten dat dit verkeerd zou aflopen. Want op een dag is hun moeder dood.
In Zangzaad komen eerst Livio en Dakota aan de beurt. In een uitgebreide monoloog beschrijven ze elk apart waar ze mee bezig waren op het moment dat hun moeder stierf, hoe ze de ziekte van hun moeder beleefden en hoe ze ervan wegvluchten. Daarna verandert de schrijver van stijl en vervolgt hij het verhaal als dialoog. Alsof je naar een toneelstuk zit te kijken, met hier en daar een regieaanwijzing voor het decor of voor de houding van een of ander personage. Niets te veel. Sec. Maar des te confronterend voor de twee hoofdpersonages. Die confrontatie hebben ze nodig om de dood van hun moeder te verwerken, om te kunnen omgaan met de reacties van de buitenwereld en om hun eigen positie in dit drama te kunnen begrijpen.
Een boek over schizofrenie. Net genoeg, al mocht het misschien soms ietsje meer zijn. Maar gelukkig zonder het dubbele zielige-contra-hoopvol karakter dat boeken over ziektes wel eens te vaak hebben.
Prachtig en erg passend zijn ook de collages van tekst en foto’s van Daniël Peetermans die deze miniroman een haast poëtische toets meegeven.