Canto 31 De hemel.

o.a. Dante en Goethe
Jom
Berichten: 259
Lid geworden op: 08 Aug 2005, 13:58
Locatie: Kessel-Lo
Contact:

Canto 31 De hemel.

Berichtdoor Jom » 14 Aug 2007, 07:35

Overschouwing
Canto 31 :

Om de witte roos der uitverkorenen zwermen de engelen als bijtjes van God af en aan.
Met gezichten als vlammen, gouden vleugels, het lijf van een onaards wit, de bijen van het onverwelkbare, die hun (bijen-)streepjes verdiend hebben, en die de mystieke roos om God voortdurend bedauwen en bevruchten.

Kelkblad in kelkblad uit dragen zij vrede en vurigheid als meel en honing rond, alleen al door de wind van hun vleugels.

Hier belemmert de lichtsterkte niet meer de duidelijkheid der dingen, integendeel, hier straalt Gods klaarte ongehinderd, zonder middelijkheden ( - wat Gods klaarte tegen kan houden is niet sterker maar leger ?).

Alle uitverkorenen schouwen naar éénzelfde punt.

Van vers 28 tot vers 42 zucht Dante : wat een verschil met de aardse toestanden, als de barbaren al zo de kluts kwijt raakten toen zij voor de eerste keer Rome zagen kun je je voorstellen hoe ik hier verstomd sta !
Vers 40 – 42 :
“di che stupor dovea esser compiuto!
Certo tra esso e 'l gaudio mi facea
libito non udire e starmi muto.”

“van welke verstomming moet ik vervuld geweest zijn!
Zeker tussen dit en de vreugde
genoegde het me niets te horen en stom te blijven.”


Dante gaat nu, nieuwsgierig als altijd, en beschrijvingshongerig, de rijen van de roos af.
Vers 49 – 51 :
“Vedea visi a carità suadi,
d'altrui lume fregiati e di suo riso,
e atti ornati di tutte onestadi.”

“Ik zag gezichten die tot liefde nodigden,
versierd met het licht van de andere en de eigen lach,
en houdingen getooid met alle eerlijkheden.”

Dante wil zich naar Beatrice keren, maar vindt een oude man in haar plaats, Sint Bernardus van Clervaux.

Vers 64 – 66 :
“E «Ov'è ella?», sùbito diss'io.
Ond'elli: «A terminar lo tuo disiro
mosse Beatrice me del loco mio;”

“En “waar is zij ? “ zei ik meteen.
Vanwaar hij : “Om uw verlangen te voleinden
zond Beatrice me van mijn plaats;””

Dan wijst Bernardus de derde rij in de roos aan waar Beatrice zetelt.
Dante ziet haar.

Vers 73 – 78 :
“Da quella region che più sù tona
occhio mortale alcun tanto non dista,
qualunque in mare più giù s'abbandona,

quanto lì da Beatrice la mia vista;
ma nulla mi facea, ché sua effige
non discendea a me per mezzo mista.”

“Van zulke streek die het meest boven de donder is
was geen sterfelijk oog zo ver verwijderd,
( of) eender wie in de zee nog dieper peilt,

zozeer was daar mijn gezichtsvermogen verwijderd van Beatrice;
maar het deed me niets, omdat haar beeltenis
niet naar mij afdaalde door een gemengd medium.”

Dante bidt een weesgegroet op maat gemaakt van Beatrice.
Even nog – een laatste maal - glimlacht Beatrice Dante toe, dan schouwt ze weer verder naar God.


Bernardus :
Kijk maar goed rond in deze roos zo oefen je je oog om God straalrecht te kunnen aanschouwen.
O ja, ik ben Sint Bernardus (– niet Sint Benard-dus –) van Clervaux.

Als een verre pelgrim tot een heilig relikwie ( zoals die der lijkwade van Turijn) staart Dante Bernardus aan.

Bernardus :
Kijk niet zoveel omlaag, kijk naar de bovenste rij, naar de koningin ( Maria).

Dante laat zijn blik nu echt vieren,
en ziet een schittering groter dan de omringende, bezongen door meer dan duizend engelen : Maria.
Vers 136 – 138 :
“e s'io avessi in dir tanta divizia
quanta ad imaginar, non ardirei
lo minimo tentar di sua delizia.”

“en had ik zoveel rijkdom in het spreken
als in het verbeelden, ik zou niet gedurfd hebben
de minste poging tot haar heerlijkheid.”

Terug naar “Klassieken”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 3 gasten