Canto 30 De hemel.

o.a. Dante en Goethe
Jom
Berichten: 259
Lid geworden op: 08 Aug 2005, 13:58
Locatie: Kessel-Lo
Contact:

Canto 30 De hemel.

Berichtdoor Jom » 14 Aug 2007, 07:34

Overschouwing
Canto 30 :

Beatrice en Dante bevinden zich 6000 mijlen boven de aarde, en het is 6 uur ’s avonds donderdag 14 april 1300 als voor hen beiden de tijd blijft stilstaan en de ruimte geheel plaats maakt voor beleving.


De hele sterrenhemel lijkt nu ster na ster uit te doven.
Dante’s verblindheid en zijn liefde doen hem terug naar Beatrice kijken.

Zij blijkt onsterfelijk mooi – en het is de voorlaatste maal dat Dante haar zal aankijken.
Zij is zo mooi dat alleen God zelf er ten volle van kan genieten.
(Nvdr. Alles waarvan God geniet is op dat vlak heerlijker dan God, en volgens mij is dit dus blasfemie.)

Dante is meer overwonnen dan enig dichter ooit.
Hij denkt terug aan zijn aardse tijd met de kleine “Bice” Portinari.
Vers 28 – 32 :
“Dal primo giorno ch'i' vidi il suo viso
in questa vita, infino a questa vista,
non m'è il seguire al mio cantar preciso;

ma or convien che mio seguir desista
più dietro a sua bellezza, poetando,”

“Vanaf de eerste dag dat ik haar gezicht zag
in dit leven, tot aan dit gezicht,
werd me het verloop van mijn lied nooit onderbroken,

maar nu betaamt het dat ik rechtstreekser afstand doe
dan haar schoonheid dichtend te volgen,”

En vers 34 – 35 :
“Cotal qual io la lascio a maggior bando
che quel de la mia tuba, . . .”

“Zij welke ik laat aan een grotere stem
dan deze van mijn (lof-) trompet, . . . “


Beatrice :
We zijn nu van het Primum Mobile in het Empyreum, of de 10de en laatste hemel “beland”.
Je zal hier het koor der engelen en het koor der uitverkorenen weerzien zoals zij er bij de dag van het Laatste Oordeel zullen bijlopen, op hun paasbest.

Een verblindende lichtflits omgeeft Dante en omsluiert hem zo geheel dat hij volledig van al zijn aardse zintuigen is afgesneden.

Beatrice weer :
Zo zegt men elkaar hier goeiendag, elke begroeting maakt van jou een ontvlambare kaars.

Dante krijgt nu een nieuw zicht, dat hem in staat stelt in elk licht alle soorten klaarten te onderscheiden.


Hij ziet tussen twee oevers als eeuwige lentes een lichtende stroom overvloeien van enthousiasme.
Vonken spatten eruit op en bestuiven de bloemen aan de oever.
Eenmaal dronken van bloemwasem en stuifmeel duiken de vonken weer de stroom in waar andere lichtsprankels weer opstuiven.

Beatrice :
Je nieuwsgierigheid siert je hier, Alighi, maar je moet hier eerst van dit vloeibaar licht gedronken hebben eer je kan verderschouwen.
Dit alles is nog altijd slechts schaduw en aanwijzing van het ware, niet dat hier iets onvolmaakts zou zijn, maar jou gezichtsvermogen heeft nog de buffer van dergelijke hints en afstanden nodig.

Vers 75 :
“così mi disse il sol de li occhi miei.”

“zo zei me de zon van mijn ogen.”


En Dante gooit zijn hoofd in de rivier om met gulle slok van het gulle vocht te drinken.
Maar de lichtende stroom wordt tegelijk met Dante’s gebaar rond, een kring, en lichtkolk omheen God, want de lichtspatten en bloemen blijken respectievelijk de uitverkorenen en de engelen te zijn, de uitverkorenen : de nog voortvloeiende stroom der uitverkorenen die nog dagelijks aangroeit, en de engelen : de vaste oever van het vaststaande getal der engelen.


Nu roept Dante God zelf aan om hem het spektakel te helpen omschrijven.

Maar tussen de uitverkorenen en de engelen enerzijds en God anderzijds is er nog één iets : een soort lichtmeer, een ring van licht omheen de top van het Primum Mobile, t.t.z. omheen het Empyreum, waar alle levenskracht en levensvatbaarheid van afstraalt.

Alle uitverkorenen staan in alle gradaties als een wijngaard omheen dat lichtmeer, als één grote witte mystieke roos, een rond amfitheater, een colloseum, kelkbladend Godschouwend, dichter dan elk dichtersbeeld spiegelend aan God.

Als een land- en hemelmeter tracht Dante de grootte van de roos te peilen,
maar hier is geen veraf of naderbij meer, en niets is hier nog meer of minder.

Vers 121 – 126 :
“Presso e lontano, lì, né pon né leva:
ché dove Dio sanza mezzo governa,
la legge natural nulla rileva.

Nel giallo de la rosa sempiterna,
che si digrada e dilata e redole
odor di lode al sol che sempre verna,”

“Dicht en ver, ginds, gaf noch nam niets :
want waar God zonder milieu regeert,
gaat de natuurlijke wet in niets op.

In het geel van de eeuwige roos,
die helt en opent en wasemt
een parfum van lof naar de zon van de eeuwige lente,”


Beatrice vervolgt.
Zie hoe groots het hier is maar ook hoe hier alles al bijna volzet is : men verwacht niet veel uitverkorenen meer.
Zie je die lege plaats als een troon dat is voor Hendrik VII (in wie Dante vergeefs al zijn hoop om Italië te verenigen had gesteld, maar die zogezegd mislukte door de gulzigheid van wie hem omringde).
Wie paus zal worden ( Clemens V) ( en Hendrik zou verraden hebben )zal stikken in de hel, 8ste kring, 3de buidel rechts, en er in de helgrond geheid worden bovenop Bonifatius VIII (zie Hel, canto 19).

Het zijn, vreemd genoeg, de laatste woorden die Beatrice tot Dante spreekt.

Terug naar “Klassieken”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 6 gasten