Canto 19 De hemel.

o.a. Dante en Goethe
Jom
Berichten: 259
Lid geworden op: 08 Aug 2005, 13:58
Locatie: Kessel-Lo
Contact:

Canto 19 De hemel.

Berichtdoor Jom » 06 Aug 2007, 16:03

Overschouwing
Canto 19 :

De snavel van de reusachtige wijdopen-bevleugelde adelaar, symbool van het Romeinse Rijk of van de rechtvaardige vrome wereldse macht, begint te spreken zoals hij alleen dat kan : in de eerste persoon enkelvoud voor iedereen en in de A.O.T. (de Alomtegenwoordige Onvergankelijke Tijd). Een soort singularis majestatis.

Hij zegt eerst wie hij allen is : de rechtvaardige en vrome aardse beleidslieden verenigd, nu bekroond met de hemelse glorie, die (vers 15 : ) “che non si lascia vincere a disio” die zich door geen enkel verlangen laat overwinnen.


Dante prijst de welruikende adem en beeldtaal van het reusachtig collectief organisme, maar vraagt hem meteen om in het boek van zijn gedachten een vraag te lezen die hem op aarde altijd al op zijn honger liet :
waarom hebben de voortreffelijke allochtone of voorchristelijke mensen geen deel aan deze gelukzaligheid, zij zijn immers toch niet verantwoordelijk voor hun plaats en datum van geboorte ?
(Tegenover de adelaar, als reusachtige collectieve figuur, neemt individu Dante de verdediging op zich van zijn geliefde Klassieken.)


De arend fladdert hanig en schikt zijn pluimen op - of heeft het moeilijk zijn leden bij elkaar te houden, want hij zit ergens toch wel met een ei, en begint als uit één keel een lange uitleg te geven.

Eerst gaat het over God, vers 40 – 42 :

“Poi cominciò: «Colui che volse il sesto
a lo stremo del mondo, e dentro ad esso
distinse tanto occulto e manifesto,”

“Dan begon hij : “Deze die met zijn passer
de buitengrens van de wereld trok, en daarin
zoveel duisters en duidelijks scheidde,”

Gods deugd, zegt de adelaar, is overal in mindere mate aanwezig dan in God.
Zelfs Lucifer de eerste van alle engelen was zijn mindere.

Vers 46 – 48 :
“E ciò fa certo che ‘l primo superbo,
che fu la somma d'ogne creatura,
per non aspettar lume, cadde acerbo;”

“En dit maakt zeker dat de eerste uitmuntende,
die de hoogste was van alle schepsels,
door het zonlicht niet af te wachten, viel zonder rijp te zijn;”

( John Milton in zijn “Paradise Lost” zal het anders zien , en denken dat Lucifer zijn poging tot staatsgreep (hemelgreep) deed omdat God de Vader zijn Zoon als troonopvolger of rechterhand en zijn Geest als ideoloog aanstelde.)


De adelaar vervolgt.
Alle schepselen en scheppingen zijn echter nog veel minder ontvankelijk dan Lucifer ooit was, en zeker het menselijk verstand, dat is misschien wel het minst ontvankelijk van al.
Het menselijk verstand weet nooit genoeg van zichzelf hoezeer het tekort schiet - ook in het genoeg weten over zichzelf.
Zoals de menselijke blik op oneindig gaat bij het kijken naar de eindeloze zee, zo ook verliest onze visie op de (eindeloze) dingen zich in Gods eindeloze billijkheid.
Er zijn geen andere hulpmiddelen voor onze rede, alle licht komt van God.

Vers 64 – 66 :
“Lume non è, se non vien dal sereno
che non si turba mai; anzi è tenebra
od ombra de la carne o suo veleno.”

“Er is geen ander licht, tenzij dat van de serene hemel
dat nooit kan worden vertroebeld; het overige is duisternis
of schaduw van het vlees, of zijn vergif”.


De adelaar herhaalt vriendelijk Dante’s vraag en dan volgt een uitval :
(de adelaar antwoordt met een flauwe wedervraag )
Je verstand kan het niet bevatten, wie denk je wel dat je bent om het Goddelijk Oordeel – en dan nog hier recht voor Zijn Raap in Zijn hoogsteigen hemel- in vraag te stellen ?


Zoals een ooievaar die zijn jongen pas hun verdiend voedsel heeft gegeven draait de adelaar vervolgens rond op het door Dante zelfbevuild nest, en slaat triomfantelijk met zijn vleugels, door ontelbare wilsuitingen bewogen.


Als een vaderlijke luciede vuurvogel geeft hij nu een troostend bemoedigend schouderklopje aan Dante:
Troost je, er zijn in het hiernamaals veel valse Christenen die veel verder verwijderd zullen zijn van God bij Zijn Laatste Oordeel dan vele goede heidenen.

Volgt een waslijst van Christelijke heersers die niet deugden en die gewis een plaats in de verdoemenis krijgen.
De adelaar gaat Europa af : Albert van Oostenrijk, Filips de Schone, Eduard II van Engeland, Ferdinand IV van Spanje, Vencesclas IV van Bohemen, Ferdinand II van Aragon, etc.
En natuurlijk – wie niet mag ontbreken : Karel II van Anjou, die voor elke kwaliteit (I) 1000 (M) gebreken telt.

En Dante voegt er nog aan toe :
vers 133 – 135 :
“e a dare ad intender quanto è poco,
la sua scrittura fian lettere mozze,
che noteranno molto in parvo loco.”

“en om verstaan te geven hoe weinig hij is,
zal zijn (levens-)verhaal uit afkortingen bestaan,
die veel zullen noteren op weinig plaats.”

Terug naar “Klassieken”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 7 gasten