Canto 2 De hemel.

o.a. Dante en Goethe
Jom
Berichten: 259
Lid geworden op: 08 Aug 2005, 13:58
Locatie: Kessel-Lo
Contact:

Canto 2 De hemel.

Berichtdoor Jom » 27 Jul 2007, 13:33

Overschouwing
Canto 2 :

Net als bij het begin van de Louteringsberg (cantica 2- canto 1) spreekt Dante zijn lezers in scheepstermen toe.
Wie alleen in kleine bootjes langs de kust blijft varen, volgt me beter niet in open zee, op de hoge zee van het onzegbare.
(Amerika zal pas 175 jaar later ontdekt worden.)
Maar Dante schrijft vanaf nu “ins Blaue hinein”.


Vers 22-25 :

“Beatrice in suso, e io in lei guardava;
e forse in tanto in quanto un quadrel posa
e vola e da la noce si dischiava,”
giunto mi vidi ove mirabil cosa

“Beatrice keek naar de hemel, en ik naar haar;
en in de tijd waarin een pijl haar doel raakt
en vliegt en de boogsnaar verlaat,
zag ik me verenigd met een bewonderenswaardig iets”

(Dante draait de volgorde van het boogschieten om en zijn ziel binnenstebuiten, om de tijdsoverrompelende snelheid en intensiteit van het gebeuren weer te geven.)

En hij treedt met Beatrice de parelmoeren heerlijkheid van de maan binnen,
de eerste hemel, de hemel van de maan.
Hij landt dus niet op de maan, maar treedt erin, waadt er door, in de maan als in een metafoor voor manestralende gelukzaligheid, als in een doorwaadbaar hemellichaam.
En zij ondergaan er het diafane geluk van het ín-maanse, van het lunatische.

Dante – nieuwsgierig als altijd- vraagt Beatrice waar al die krassen en vlekken op de “gelukzalige” maan vandaan komen - niet voor niets vergelijkt men de maan in de volksmond met een bundel doornen zeulende Kaïn.

Beatrice kaatst de vraag met wat maneschijn in haar ogen terug naar Dante,
en vraagt hem wat hij er zelf van denkt.
Dante meent dat al wat grillig en bont is bestaat uit afwisselend dichte en verdunde materie.

Beatrice geeft dan hem een technisch antwoord van vers 61 tot aan het einde van deze canto.

In de sfeer der vaste sterren - zeven hemelen hoger- verschillen de sterren wel in aspect (aspecten van eenzelfde deugd) maar niet in dichtheid of verdundheid.
Wat daar dichter of ijler zou zijn zou ook op het vlak van de deugd dichter of ijler zijn en in aard en bestaansreden evenveel van elkaar verschillen, elkaar dus tegenschitteren, tegenglunderen, tegenblozen, of overschaduwen, en uiteindelijk niet uiteenvallen maar wel de overheersing van de sterkste deugd tot gevolg hebben of de “survival of the holiest”.
Maar deugd is geen vorm van de dingen, en geen densiteit of graad van verdunning.

Wat de maan betreft : volgens Dante, zegt Beatrice, zou de maan her en der een tekort aan materie hebben (heterogeen van substantie zijn) of uit verschillende lagen bestaan.
Bij een zonsverduistering zien we echter dat het eerste niet het geval is, want de maan vormt een mooie ronde zwarte cirkel.
Als het tweede het geval zou zijn, d.w.z. als de maan uit verschillende lagen en densiteiten zou bestaan, dan zou door de lichtweerkaatsing, het licht breken, en kleuren ontstaan.

De illusie van grilligheid en reliëf op de maan ( hetgeen een oneffenheid, een ruwheid in Gods gewijde hemelen en in het kosmologische systeem van de Kerk zou betekenen ) is slechts een indruk : het lichtend vlak weerspiegelt dingen minder of meer uitgebreid, maar het licht blijft overal even blinkend zichzelf.

(Pas 300 jaar later zal Galileo Galilei bij de Kerk en haar Heilige Inquisitie paniek zaaien door met zijn telescoop te zwaaien en telescopisch aan te tonen dat er bergen zijn op de maan.)


Na een smalende opmerking over Dante’s aardse rede, vervolgt Beatrice haar uitleg, en zij zet alles en de hemel op een rijtje :

In de schoot van het Empyreum – zwanger van al het goede van de wereld - wentelt het Primum Mobile, motor van alle deugden.
De hemel daaronder – die der vaste sterren, weerkaatst dat hemelse licht in verschillende aspecten, éénzelfde licht straalt in verschillende wezens naar ons af.
Dan volgen de lagere hemelen, zeven in totaal. Naar de aard van elke sfeer en in afnemende intensiteit doorschittert het goddelijk licht de lagere hemelen, steeds lager, hemel na hemel, in volgorde van afstraling of lichtwerking, en zo trede per trede, sfeer na sfeer omlaag.

Vers 124 – 126 :
“Riguarda bene omai sì com'io vado
per questo loco al vero che disiri,
sì che poi sappi sol tener lo guado.”

Kijk goed hoe ik vadem
door deze plaats naar het ware dat gij begeert,
opdat gij alleen met de voet aan de grond voort weet te waden.


Aan het roer van elke hemel staat een engel.

Vers 130 – 132 :
“e ‘l ciel cui tanti lumi fanno bello,
de la mente profonda che lui volve
prende l'image e fassene suggello.”

en de hemel welke zoveel sterren mooier maken,
neemt het beeld aan en drukt ons het waarmerk in
van de diepe gedachte die haar doet wentelen.


Zo straalt de sterrenhemel de gedachte van God uit die haar doet bewegen.
En net zoals de – ondeelbare - ziel zich ontwikkelt in een lijf met leden,
zich aanpassend aan de verschillende lijfelijke vermogens en organen,
zo ook leeft deze wereldziel doorheen het lichaam dat de wereld of werkelijkheid is.
En daar het hier om een gelukzalige wereldziel gaat ...

zes laatste verzen van deze canto, vers 143 - 148 :

“la virtù mista per lo corpo luce
come letizia per pupilla viva.

Da essa vien ciò che da luce a luce
par differente, non da denso e raro;
essa è formal principio che produce,

conforme a sua bontà, lo turbo e ‘l chiaro.”

de deugd, vermengd met dit lichaam, schittert
zoals de vreugde in de pupil van een levende.

Vandaar komt dat wat licht per licht
lijkt te verschillen - niet van het dichte of het ijle;
want die deugd is het vormelijk beginsel dat,

overeenkomstig haar goedheid, het duistere en het klare maakt.

Terug naar “Klassieken”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 58 gasten