Annemarie Prins

Zelfbeheersing


Een vrouw vertelt over haar eigen leven, en dat van haar moeder en haar oma. In het kort gezegd is dat het boek. Het speelt in Duitsland en Nederland, van 1910 tot eind vorige eeuw. Maar hoe ik het ook zou samenvatten, het zal het boek altijd tekort doen.


Het is heel apart. Eerst al de vertelster: zij vertelt niet zomaar over haar familie, ze is er bij als een soort entiteit, als die vrouwen hun leven leven. En ze wordt zelfs erkend als dochter of kleindochter, terwijl ze dus eigenlijk nog niets eens bestaat.
De vorm is apart, heel speels. De tekst zit vol met Duitse woorden en zinnen, want de oma en moeder zijn Duitsers. De moeder gaat tussen de beide wereldoorlogen in als dienstmeisje naar Nederland waarbij we een prachtige speech krijgen van de vrouw die deze meisjes afhaalt aan het station. Bij dezelfde gelegenheid ontmoeten de moeder en de vader van de vertelster elkaar. De twijfels van zijn kant worden door haar koppigheid aan de kant geschoven, waarbij ze weigert te accepteren dat er misschien twijfels zijn. Daar is de ik-persoon natuurlijk blij mee, want hoe zou ze kunnen verklaren dat haar vader en haar moeder elkaars leven niet zouden delen, als ze immers zelf toch geboren gaat worden? Het was er toch al bijna niet van gekomen: "Frederik Martinus (=de vader) ziet: twee mannen in een stille kamer in eenstil huis waar een zilveren maan door het raam schijnt. Elk in zijn eigen fauteuil, elk met zijn eigen boek. Een onzichtbare huishoudster zet een kopje thee dat ze dan straks samen zullen drinken., Er is ook een bed, heel eventjes maar,"
Subtiel, en toch zo duidelijk, is dit een onderdeel van een prachtige ontroerende scène.
Dit boek kan niet naverteld worden, het moet gelezen worden.


Als de opa, een dominee, zijn preek houdt, het is 1910, Duitsland, staat er dit:
"Kapotgeploeterde vrouwen zullen kaarsrecht zitten op de voorste rijen. Met pijnlijke nek turen ze omhoog naar hem, hun ondermaatse voorganger, die miraculeus uittorent boven de kansel, dankzij het voetenbankje waarop zijn oudste dochter het Luthers Kruis geborduurd heeft.
De vrouwen hangen aan zijn natte beweeglijke lippen, nu eens vlezig gestulpt, dan weer breed en smal of plotseling, na een vervloeking, met een stukje van de snor naar binnen gezogen. Altijd getuit tijdens het gebed. Zijn ogen zwemmen dwars door de benauwde ziel. De oogbollen zijn glazig en opgezwollen vanwege zijn oogziekte, een progressieve cataract. Kortstondig verlost van wasbord en dweil, verliezen de vrouwen het bewustzijn. Hij bevrijdt hem met zijn penetrant geluid uit hun verdoemeins en geselt ze zijn ongemakkelijke hemel in."


Hoe de opa denkt aan zijn vrouw, na het baren van 14 kinderen.
"Zijn ladenkast, zijn waterput. Zijn afgelebberde boterham. Zo stug en droog de laatste jaren. Het moet er weer eens goed van komen." vindt hij..

Het moment van de conceptie vind ik ook prachtig:
"Een schril gilletje.
Ik ben ontvangen.
Es ist erreicht.
Zij is eingeburgert."

En zo kan ik bezig blijven... gewoon lezen dit boek!

Paperback | 175 Pagina's | Uitgeverij Augustus ISBN: 904570031X

© Marjo, april 2007

Reageren? Klik hier!