Boekenarchief M

altPaaz
Myrthe van der Meer


‘Ik leg mijn hoofd op de vensterbank en besluit dat als ik dan toch huil, ik dat nu met diep en onvervalst zelfmedelijden mag doen. Ik ben zesentwintig jaar, heb een droombaan als redacteur en heb me het afgelopen jaar zo volledig over de kop gewerkt dat het monster dat depressie heet me nu eindelijk heeft neergehaald. Nu zit ik op de paaz, opgesloten in een zielloos gebouw met ernstig gestoorde mensen en het ergste is: ik hoor erbij.’


Emma is een intelligente jonge vrouw met een paar karaktereigenschappen die haar op zullen breken. Ze leeft in een coconnetje, laat daar het liefst geen anderen toe. Zij is immers sterk, ze kan het allemaal wel zelf, anderen hoeven niet te weten hoe zij zich voelt. Dat, weet ze uit ervaring, leidt maar tot vervelende situaties. Ze gaat zelfs zover dat als ze weer in een depressie terecht komt, ze daar haar vakantie voor opneemt: drie weken op de paaz-afdeling, dan kan ze vast weer gewoon aan het werk. Zo hoeft ze niemand iets te vertellen.
Maar op de paaz komt ze er achter dat wat zij altijd normaal heeft gevonden niet door anderen normaal gevonden wordt. Zij weet niet beter of anderen hebben dat ook: de wens om dood te zijn. Hebben andere mensen dat dan niet? Ze is stomverbaasd.
Ze dacht dat het los stond van haar huilbuien, daar heeft ze gewoon af en toe last van, dan is ze depressief.  Het is nu even wat erger, ze huilt de hele dag door, maar dat gaat wel weer over. Denkt ze.


Helaas voor haar zijn de hulpverleners het daar niet mee eens. Ook al doet Emma alsof het goed gaat met haar, verstopt ze haar negatieve gedachten voor anderen, denkt ze dat ze sterk overkomt, haar hulpverleners zien wèl dat ze zwaar ziek is. Er is een psychiater die haar met medicatie probeert te genezen, en er is een psycholoog die dat gedoe met medicijnen niet ziet zitten en meer gelooft in therapeutische sessies. Maar bovenal is er de verpleging, 24 uur per dag, terwijl de geleerde hulpverleners op afspraak werken, alsof een ziekte zich aan afspraken stoort.
En er zijn medepatienten, ieder met een eigen verhaal, waarvan enkele vriendschap bieden, ook nuttig voor een genezing. Maar niet in drie weken tijd.


Emma ontdekt in een moeizaam proces wat de lezer al eerder vermoedt. Die doodswens is er niet zomaar.
Dit verhaal over het verblijf op de paaz-afdeling is zeker voor een groot deel autobiografisch, des te knapper is dat het absoluut geen loodzwaar verhaal is geworden. Het wordt met vaart verteld, er zit veel humor in, en we volgen Emma in haar zoektocht naar een beter bestaan. Zonder huilbuien, en misschien zonder doodswens.
Ze vertelt over de miscommunicatie: het –zeker niet opzettelijk- onbegrip tussen patient en hulpverlener.


‘Ik zie iedereen die professioneel met mij omgaat als een flat character,’ zeg ik haastig.  ‘Jij hebt de rol van psychiater die elke twee weken naar mijn medicijnen vraagt. Voor mij ben je dus niet echt een mens, maar meer een soort functie. Jij psychiater, ik patiënt. Je houdt op zodra jouw deur achter me sluit. Dat is hoe het hoort. Het wordt pas moeilijk als de flat characters in mijn leven round characters proberen te worden: als collega’s vrienden proberen te worden; als mensen uit het hokje proberen te klimmen dat ik in mijn hoofd voor ze gereserveerd heb. Dat vind ik moeilijk. Ik wil dat mensen in hun hokjes blijven. Dan weet ik tenminste wat ik moet doen.’


Dit is prachtig uitgelegd vind ik. Op een soortgelijke duidelijke manier wordt verteld hoe de contacten met al of niet hulpverleners  meer of minder van nut zijn in het genezingsproces.
Het is een verslag van een opname, in het jasje van een goed vertelde roman.
Het kan inzicht bieden aan hulpverleners, aan familie van patiënten, maar is ook als je er niets meer te maken hebt, een prettig boek.


ISBN  9789044336672 | paperback | 352 pagina’s | House Of Books | oktober 2013

© Marjo, 28 oktober  2013

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER