Dit boek beschrijft de lotgevallen van Thorgeir, een krijger en Thormod, een dichter, bloedbroeders in IJsland in de elfde eeuw. Ze krijgen de bloeddorstige verhalen over oude koningen en helden, die eeuwige roem verwierven met "slachtpartijen en andere voortreffelijke daden" met de paplepel ingegoten. Hoewel in IJsland het christendom al ingeburgerd begint te raken en de oude idealen veranderen, sluit de krijger zich aan bij de Vikingen en de dichter zal later het spoor van zijn bloedbroeder volgen om hem te wreken en zijn lof en dat van zijn "koning", Olaf de Heilige, te bezingen. Het is een ironisch relaas waarin korte metten wordt gemaakt met de dapperheid van de Vikingen. Hun roemrijke daden zijn gewoon moorden en plunderingen. De koning, voor wie Thorgeir strijdt is een omhoog geklommen, ongeletterde boerenzoon en een ordinaire crimineel. Ook de IJslanders krijgen een veeg uit de pan. Ze verheerlijken nog altijd de helden van hun saga's, die in feite niets meer dan moordenaars en verkrachters zijn.
Veel geschiedenis en een interessant verhaal, zij het met flink wat slachtpartijen en wapengekletter.