Thema februari 2007: Dichtbundels
Nooit te vangen met haar eigen pen
de vrouwelijke stem in de Nederlandstalige
poëzie in 200 gedichten
'Een dichter is nooit te vangen met haar eigen pen.' schrijft Hagar Peeters. Met deze gevatte versregel is de toon gezet van deze bloemlezing met 200 superieure gedichten waarin de vrouwelijke stem aan bod komt.
Vrouwelijke dichters hoeven geen extra schouderklopje omdat ze vrouw zijn maar gewoon omdat ze goede poëzie schrijven. Toch komen ze minder vaak aan bod dan hun mannelijke collega's bij belangrijke literaire manifestaties. Ten onrechte, vindt Lut de Block, want de vrouwelijke poëzieproductie van de laatste zestig jaar is indrukwekkend, zowel qua kwantiteit als qua kwaliteit.
In het kielzog van de grote roergangsters Ida Gerhardt en Marie Vasalis, aan wie deze bloemlezing is opgedragen, treden 95 vrouwelijke dichters van stand naar voren die geen blad voor de mond nemen en evenmin op hun mondje gevallen zijn. Het etiket vrouwelijke poëzie klinkt niet langer denigrerend maar is een kwaliteitslabel geworden. Mannelijke dichters delen die opvatting blijkbaar ook. Zo is de vrouwelijke naoorlogse poëtische stem in deze bloemlezing niet alleen vertegenwoordigd door 87 poëziedames maar eisen 8 mannelijke dichters via een vrouwelijk pseudoniem hun deel op van de poëtische moederkoek.
LUT DE BLOCK (1952) is filosofe en therapeute. Als dichter debuteerde ze in 1984 met de dichtbundel Vader, bekroond met de Yang Poëzieprijs. In 1988 volgde Landziek (Poëziecentrum, Gent). De bundel Entre deux mers (De Arbeiderspers, Amsterdam, 1997) werd bekroond met de Arthur Mergelynckprijs voor poëzie 2001 en met de Provinciale Prijs voor Letterkunde van Oost-Vlaanderen 2001. In 2000 verscheen een selectie van haar gedichten in Franse vertaling Ni gagnants, ni perdants (Maison de la Poésie, Nord/ Pas de Calais). Haar jongste bundel De luwte van het late middaguur (De Arbeiderspers, Amsterdam) dateert van 2002.
Nooit te vangen met haar eigen pen, 200 gedichten waarin de vrouwelijke stem aan bod komt Samengesteld en ingeleid door Lut de Block
Bron: Poëziecentrum
Poëziecentrum vzw, Gent 2005 Pagina's: ca. 224 Paperback ISBN: 90-5655-092-6
de vrouwelijke stem in de Nederlandstalige
poëzie in 200 gedichten
'Een dichter is nooit te vangen met haar eigen pen.' schrijft Hagar Peeters. Met deze gevatte versregel is de toon gezet van deze bloemlezing met 200 superieure gedichten waarin de vrouwelijke stem aan bod komt.
Vrouwelijke dichters hoeven geen extra schouderklopje omdat ze vrouw zijn maar gewoon omdat ze goede poëzie schrijven. Toch komen ze minder vaak aan bod dan hun mannelijke collega's bij belangrijke literaire manifestaties. Ten onrechte, vindt Lut de Block, want de vrouwelijke poëzieproductie van de laatste zestig jaar is indrukwekkend, zowel qua kwantiteit als qua kwaliteit.
In het kielzog van de grote roergangsters Ida Gerhardt en Marie Vasalis, aan wie deze bloemlezing is opgedragen, treden 95 vrouwelijke dichters van stand naar voren die geen blad voor de mond nemen en evenmin op hun mondje gevallen zijn. Het etiket vrouwelijke poëzie klinkt niet langer denigrerend maar is een kwaliteitslabel geworden. Mannelijke dichters delen die opvatting blijkbaar ook. Zo is de vrouwelijke naoorlogse poëtische stem in deze bloemlezing niet alleen vertegenwoordigd door 87 poëziedames maar eisen 8 mannelijke dichters via een vrouwelijk pseudoniem hun deel op van de poëtische moederkoek.
LUT DE BLOCK (1952) is filosofe en therapeute. Als dichter debuteerde ze in 1984 met de dichtbundel Vader, bekroond met de Yang Poëzieprijs. In 1988 volgde Landziek (Poëziecentrum, Gent). De bundel Entre deux mers (De Arbeiderspers, Amsterdam, 1997) werd bekroond met de Arthur Mergelynckprijs voor poëzie 2001 en met de Provinciale Prijs voor Letterkunde van Oost-Vlaanderen 2001. In 2000 verscheen een selectie van haar gedichten in Franse vertaling Ni gagnants, ni perdants (Maison de la Poésie, Nord/ Pas de Calais). Haar jongste bundel De luwte van het late middaguur (De Arbeiderspers, Amsterdam) dateert van 2002.
Nooit te vangen met haar eigen pen, 200 gedichten waarin de vrouwelijke stem aan bod komt Samengesteld en ingeleid door Lut de Block
Bron: Poëziecentrum
Poëziecentrum vzw, Gent 2005 Pagina's: ca. 224 Paperback ISBN: 90-5655-092-6
Leuk die vrouwenbundel..
ik moest erg lachen om...
Mijn nieuwsgierigheid is gewekt.
de bundel met Nederlandse en Vlaamse gedichten heb ik inmiddels binnen...érg mooi!
Groetjes,
Wil
ik moest erg lachen om...
in deze bloemlezing niet alleen vertegenwoordigd door 87 poëziedames maar eisen 8 mannelijke dichters via een vrouwelijk pseudoniem hun deel op van de poëtische moederkoek.
Mijn nieuwsgierigheid is gewekt.
de bundel met Nederlandse en Vlaamse gedichten heb ik inmiddels binnen...érg mooi!
Groetjes,
Wil
De gouden lier
Archaïsche Griekse lyriek
De Griekse lyriek in talloze gedichten en fragmenten, bijeengebracht en vertaald door meestervertaler Paul Claes. Een langverwachte bloemlezing van het vroegste en mooiste uit onze cultuur.
De westerse lyriek ontstond in het Griekenland van de zevende-zesde eeuw voor Christus. Deze archaïsche liederen werden geschreven door meesterdichters als Sapfo, Alkaios en Anakreon. De muziek ging verloren, maar de tekstfragmenten zijn even indrukwekkend als wat ons rest van de beeldende kunst uit die tijd.
De gouden lier is de ruimste bloemlezing uit de Griekse lyriek die ooit in het Nederlands werd gemaakt. Voor zijn vertaling maakte Paul Claes gebruik van de nieuwste tekstuitgaven, waarin ook recente papyrusvondsten zijn verwerkt. Een uitgebreide inleiding stelt de traditionele opvattingen over deze poëzie bij. Iedere dichter wordt chronologisch en literair gesitueerd. Variatie van vorm en toon doet de diversiteit van deze verzameling recht. De gouden lier geeft een getrouw beeld van het beurtelings bewogen, beschouwende en spottende karakter van de eerste liederen van het Avondland.
Tekst in het Nederlands; Tekst in het Grieks Vertaler: Paul Claes
ISBN 9025302033 Gebonden, 332 pagina's Verschenen: februari 2005 Athenaeum-Polak & Van Gennep
Archaïsche Griekse lyriek
De Griekse lyriek in talloze gedichten en fragmenten, bijeengebracht en vertaald door meestervertaler Paul Claes. Een langverwachte bloemlezing van het vroegste en mooiste uit onze cultuur.
De westerse lyriek ontstond in het Griekenland van de zevende-zesde eeuw voor Christus. Deze archaïsche liederen werden geschreven door meesterdichters als Sapfo, Alkaios en Anakreon. De muziek ging verloren, maar de tekstfragmenten zijn even indrukwekkend als wat ons rest van de beeldende kunst uit die tijd.
De gouden lier is de ruimste bloemlezing uit de Griekse lyriek die ooit in het Nederlands werd gemaakt. Voor zijn vertaling maakte Paul Claes gebruik van de nieuwste tekstuitgaven, waarin ook recente papyrusvondsten zijn verwerkt. Een uitgebreide inleiding stelt de traditionele opvattingen over deze poëzie bij. Iedere dichter wordt chronologisch en literair gesitueerd. Variatie van vorm en toon doet de diversiteit van deze verzameling recht. De gouden lier geeft een getrouw beeld van het beurtelings bewogen, beschouwende en spottende karakter van de eerste liederen van het Avondland.
Tekst in het Nederlands; Tekst in het Grieks Vertaler: Paul Claes
ISBN 9025302033 Gebonden, 332 pagina's Verschenen: februari 2005 Athenaeum-Polak & Van Gennep
De gedichten van de schoolmeester
Gerrit van de Linde
Gerrit van de Linde is de meest besproken Leidse student uit de 19e eeuw. Van de Linde studeert vanaf 1825 theologie in Leiden. Hij is geliefd om zijn snelle geest en rappe tong en schrijft in de Almanak. Gerrit heeft plezier in het leven en komt ook regelmatig op de Sociëteit.
In 1833 gaat het mis. Van de Linde heeft dan voor bijna 3.000 gulden – voor die tijd voor een student een astronomisch bedrag schuld bij Leidse pasteibakkers, kleermakers en boekhandelaren. Verder heeft hij een bastaardzoon bij een muzikantendochter uit Rotterdam, Leentje Jasperse. Schulden en onechte kinderen zijn voor studenten uit de 19e eeuw geen onbekend verschijnsel. Gerrit van de Linde gaat echter nog een stapje verder: hij maakt Jeane Mobachius Quaet, de vrouw van de Leidse hoogleraar chemie Van der Boon Mesch, zwanger. Dat is een stap te ver. Als het geheim in november 1833 uitkomt, moet Van de Linde vluchten. Via Schipluiden en Rotterdam gaat hij naar Engeland.
Met steun van vrienden (o.a. van de letterkundige Jacob van Lennep), maar vooral door zijn eigen charme en doorzettingsvermogen wordt Van de Linde directeur van een kostschool op Highgate in London. In die periode stuurt hij allerlei brieven en gedichten naar zijn vrienden in Nederland.
In 1837 trouwt Van de Linde in London met Caroline de Monteuuis en wordt hij een liefhebbende huisvader. Als Van der Linde in 1858 sterft, is hij nog geen 50 jaar oud. Zijn vrouw, die vier kinderen moet onderhouden, stuurt alle schrijfsels op naar Jacob van Lennep. Die combineert een keuze uit de gedichten met een selectie uit de brieven die Van de Linde hem gestuurd heeft tot de bundel De gedichten van De Schoolmeester. Aan die vrolijke originele bundel is behoefte: de gedichten worden mateloos populair en beleven bijna 25 drukken in 50 jaar.
Van de Linde schrijft vlot en onconventioneel over allerlei zaken: over nieuwe haring, over vriendschap, grafschriften (“Hier ligt Poot: hij is dood”) en over de koe (“uitvindster van de aardbeien met room”). Ook zijn diergedichten bevatten beroemde zinnen: “Een leeuw is eigenlijk iemand / die bang is voor niemand”; “Een hond is vermaard / om zijn gezelligen aard / en ’t kwispelen van zijn staart.”
Jos Damen http://www.leidenuniv.nl/mare/2004/14/libri08.html
Uitvoering: Paperback, 160 bladzijden Griffioen ISBN: 90 214 0596 2 Uitgeverij: Querido 2001
Gerrit van de Linde
Gerrit van de Linde is de meest besproken Leidse student uit de 19e eeuw. Van de Linde studeert vanaf 1825 theologie in Leiden. Hij is geliefd om zijn snelle geest en rappe tong en schrijft in de Almanak. Gerrit heeft plezier in het leven en komt ook regelmatig op de Sociëteit.
In 1833 gaat het mis. Van de Linde heeft dan voor bijna 3.000 gulden – voor die tijd voor een student een astronomisch bedrag schuld bij Leidse pasteibakkers, kleermakers en boekhandelaren. Verder heeft hij een bastaardzoon bij een muzikantendochter uit Rotterdam, Leentje Jasperse. Schulden en onechte kinderen zijn voor studenten uit de 19e eeuw geen onbekend verschijnsel. Gerrit van de Linde gaat echter nog een stapje verder: hij maakt Jeane Mobachius Quaet, de vrouw van de Leidse hoogleraar chemie Van der Boon Mesch, zwanger. Dat is een stap te ver. Als het geheim in november 1833 uitkomt, moet Van de Linde vluchten. Via Schipluiden en Rotterdam gaat hij naar Engeland.
Met steun van vrienden (o.a. van de letterkundige Jacob van Lennep), maar vooral door zijn eigen charme en doorzettingsvermogen wordt Van de Linde directeur van een kostschool op Highgate in London. In die periode stuurt hij allerlei brieven en gedichten naar zijn vrienden in Nederland.
In 1837 trouwt Van de Linde in London met Caroline de Monteuuis en wordt hij een liefhebbende huisvader. Als Van der Linde in 1858 sterft, is hij nog geen 50 jaar oud. Zijn vrouw, die vier kinderen moet onderhouden, stuurt alle schrijfsels op naar Jacob van Lennep. Die combineert een keuze uit de gedichten met een selectie uit de brieven die Van de Linde hem gestuurd heeft tot de bundel De gedichten van De Schoolmeester. Aan die vrolijke originele bundel is behoefte: de gedichten worden mateloos populair en beleven bijna 25 drukken in 50 jaar.
Van de Linde schrijft vlot en onconventioneel over allerlei zaken: over nieuwe haring, over vriendschap, grafschriften (“Hier ligt Poot: hij is dood”) en over de koe (“uitvindster van de aardbeien met room”). Ook zijn diergedichten bevatten beroemde zinnen: “Een leeuw is eigenlijk iemand / die bang is voor niemand”; “Een hond is vermaard / om zijn gezelligen aard / en ’t kwispelen van zijn staart.”
Jos Damen http://www.leidenuniv.nl/mare/2004/14/libri08.html
Uitvoering: Paperback, 160 bladzijden Griffioen ISBN: 90 214 0596 2 Uitgeverij: Querido 2001
Laatst gewijzigd door Dettie op 21 Feb 2007, 12:34, 1 keer totaal gewijzigd.
Huiselijke poëzie
Ellen Krol (samenstelster)
Laat de wereld in onrust en oproer zijn, wij sluiten het straatrumoer, buiten en zijn gelukkig in onze kleine kring.
Met die drijfveer kozen dichters in het begin van de negentiende eeuw het huiselijk geluk als onderwerp van hun poëzie. Dichten over alledaagse zaken; voor het eerst was de poëzie te begrijpen, en ging de betekenis ervan niet meer schuil achter onduidelijke mythologische beelden. Nu waren het invoelbare emoties, herkenbare situaties als geboorte, familiefeesten, en de dood van naasten. En met voor die tijd fabelachtige oplagen gingen poëziebundels van de bekendste huiselijke dichter, Hendrik Tollens, van de hand.
Men zag deze gedichten ook als uitdrukking van de nationale identiteit: wat de beroemde binnenhuistafereeltjes van zeventiende-eeuwse schilders als Gerard Dou op het doek uitdrukten, dat boden deze tafereeltjes in versvorm. Huiselijkheid was kenmerkend voor het 'nationale karakter' van de Nederlander, en het pas gestichte Koninkrijk accepteerde dankbaar en optimistisch in deze 'nationale' poëzie een bindend element in het nog zeer verdeelde vaderland.
Deze bloemlezing voert de lezer aan de hand mee van de wieg, via de hoogtepunten van het mensenleven, naar het graf; in bekende maar meestal onbekende gedichten krijgt de lezer zicht op wat men eens betitelde als 'de typisch Hollandsche smaak'.
Ellen Krol (1948) is docent letterkunde aan de sectie Nederlands van de Hogeschool Rotterdam & Omstreken. Haar dissertatie, De smaak der natie, beschrijft de waardering van huiselijke poëzie in de periode 1800 tot 1840.
Paperback | 195 Pagina's | Athenaeum-Polak & Van Gennep | 1999 ISBN: 902140592X
Ellen Krol (samenstelster)
Laat de wereld in onrust en oproer zijn, wij sluiten het straatrumoer, buiten en zijn gelukkig in onze kleine kring.
Met die drijfveer kozen dichters in het begin van de negentiende eeuw het huiselijk geluk als onderwerp van hun poëzie. Dichten over alledaagse zaken; voor het eerst was de poëzie te begrijpen, en ging de betekenis ervan niet meer schuil achter onduidelijke mythologische beelden. Nu waren het invoelbare emoties, herkenbare situaties als geboorte, familiefeesten, en de dood van naasten. En met voor die tijd fabelachtige oplagen gingen poëziebundels van de bekendste huiselijke dichter, Hendrik Tollens, van de hand.
Men zag deze gedichten ook als uitdrukking van de nationale identiteit: wat de beroemde binnenhuistafereeltjes van zeventiende-eeuwse schilders als Gerard Dou op het doek uitdrukten, dat boden deze tafereeltjes in versvorm. Huiselijkheid was kenmerkend voor het 'nationale karakter' van de Nederlander, en het pas gestichte Koninkrijk accepteerde dankbaar en optimistisch in deze 'nationale' poëzie een bindend element in het nog zeer verdeelde vaderland.
Deze bloemlezing voert de lezer aan de hand mee van de wieg, via de hoogtepunten van het mensenleven, naar het graf; in bekende maar meestal onbekende gedichten krijgt de lezer zicht op wat men eens betitelde als 'de typisch Hollandsche smaak'.
Ellen Krol (1948) is docent letterkunde aan de sectie Nederlands van de Hogeschool Rotterdam & Omstreken. Haar dissertatie, De smaak der natie, beschrijft de waardering van huiselijke poëzie in de periode 1800 tot 1840.
Paperback | 195 Pagina's | Athenaeum-Polak & Van Gennep | 1999 ISBN: 902140592X
Alles in de wind
De bekendste kinderversjes van vroeger
C.J. Aarts en M.C. van Etten (samenst.)
De Nederlandse jeugdpoëzie begon ruim tweehonderd jaar geleden met de versjes van Mr. Hieronijmus van Alphen. De Kleine Gedigten voor Kinderen, dat zelfs in het Frans werd vertaald, bracht Van Alphen grote roem, en enkele van zijn gedichten, zoals `Jantje zag eens pruimen hangen', maken nog altijd deel uit van het Nederlandse culturele erfgoed.
Ook Jan Pieter Heije schreef kindergedichten. Enkele ervan zijn zeer bekend, al weet niet iedereen dat ze door hem geschreven zijn: Zie de maan schijnt door de bomen, De Zilvervloot, In't groene dal en Een karretje op een zandweg reed. Het zijn kinderliedjes die niet zijn verdwenen onder het stof der tijden.
Maar naast de versjes en liedjes waarvan de schrijver bekend is, zijn er evenzoveel waarbij een schrijversnaam ontbreekt: Daar was laatst een meisje loos, Hinkel de pinkel, Jan Huigen in de ton, Klikspaan, boterspaan en ga zo maar door.
C.J. Aarts en M.C. van Etten, die ook de bloemlezing Domweg gelukkig, in de Dapperstraat verzorgden, hebben al deze versjes verzameld. Alles in de wind bevat de bekendste kindergedichtjes tot aan de tijd dat radio en televisie hun intrede deden.
ISBN 903512667X Gebonden, 304 pagina's Verschenen: september 2004 Uitgeverij Prometheus BV Vassallucci
De bekendste kinderversjes van vroeger
C.J. Aarts en M.C. van Etten (samenst.)
De Nederlandse jeugdpoëzie begon ruim tweehonderd jaar geleden met de versjes van Mr. Hieronijmus van Alphen. De Kleine Gedigten voor Kinderen, dat zelfs in het Frans werd vertaald, bracht Van Alphen grote roem, en enkele van zijn gedichten, zoals `Jantje zag eens pruimen hangen', maken nog altijd deel uit van het Nederlandse culturele erfgoed.
Ook Jan Pieter Heije schreef kindergedichten. Enkele ervan zijn zeer bekend, al weet niet iedereen dat ze door hem geschreven zijn: Zie de maan schijnt door de bomen, De Zilvervloot, In't groene dal en Een karretje op een zandweg reed. Het zijn kinderliedjes die niet zijn verdwenen onder het stof der tijden.
Maar naast de versjes en liedjes waarvan de schrijver bekend is, zijn er evenzoveel waarbij een schrijversnaam ontbreekt: Daar was laatst een meisje loos, Hinkel de pinkel, Jan Huigen in de ton, Klikspaan, boterspaan en ga zo maar door.
C.J. Aarts en M.C. van Etten, die ook de bloemlezing Domweg gelukkig, in de Dapperstraat verzorgden, hebben al deze versjes verzameld. Alles in de wind bevat de bekendste kindergedichtjes tot aan de tijd dat radio en televisie hun intrede deden.
ISBN 903512667X Gebonden, 304 pagina's Verschenen: september 2004 Uitgeverij Prometheus BV Vassallucci
moet nu wel even hardop lachen
genietend van een visje met een glaasje vin
zwom daar in de zee een veau-marin
Lijkt me overigens een hele mooie gedichtenbundel Dettie. Toulouse is een van de weinige steden in Frankrijk die we nog niet bezocht hebben, ojee....volgende vakantieplanning alweer gemaakt
irene
genietend van een visje met een glaasje vin
zwom daar in de zee een veau-marin
Lijkt me overigens een hele mooie gedichtenbundel Dettie. Toulouse is een van de weinige steden in Frankrijk die we nog niet bezocht hebben, ojee....volgende vakantieplanning alweer gemaakt
irene
De hemel van Toulouse
Elly de Waard
Na de succesvolle bloemlezing Als ik niet aan je denk of raak een nieuwe bundel uit de poëzie van Elly de Waard. Deze uitgave, die mede verschijnt naar aanleiding van het boekenweekthema 2004, heeft een geheel eigen dynamiek. De Waard heeft in de loop der jaren zoveel gedichten geschreven waarin Frankrijk decor of zelfs onderwerp is, dat een aparte bundeling ervan gerechtvaardigd is.
Deze opzet verschafte haar tevens het alibi om tal van gedichten te herzien. Bovendien zijn ze nu van titels voorzien, die duidelijk maken aan welk deel van Frankrijk, welke regio of welke plaats ze hun ontstaan danken.
ISBN 9061697204 Ingenaaid, 95 pagina's Verschenen: februari 2004 Uitgeverij De Harmonie
Elly de Waard
Na de succesvolle bloemlezing Als ik niet aan je denk of raak een nieuwe bundel uit de poëzie van Elly de Waard. Deze uitgave, die mede verschijnt naar aanleiding van het boekenweekthema 2004, heeft een geheel eigen dynamiek. De Waard heeft in de loop der jaren zoveel gedichten geschreven waarin Frankrijk decor of zelfs onderwerp is, dat een aparte bundeling ervan gerechtvaardigd is.
Deze opzet verschafte haar tevens het alibi om tal van gedichten te herzien. Bovendien zijn ze nu van titels voorzien, die duidelijk maken aan welk deel van Frankrijk, welke regio of welke plaats ze hun ontstaan danken.
ISBN 9061697204 Ingenaaid, 95 pagina's Verschenen: februari 2004 Uitgeverij De Harmonie
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 114 gasten