Canto 20 De hemel.

o.a. Dante en Goethe
Jom
Berichten: 259
Lid geworden op: 08 Aug 2005, 13:58
Locatie: Kessel-Lo
Contact:

Canto 20 De hemel.

Berichtdoor Jom » 06 Aug 2007, 16:04

Overschouwing
Canto 20 :

Zoals een sterrenhemel na zonsondergang zwijgt nu de arend.

Zoals de sterren, die geen licht geven van zichzelf maar elk een glinster licht van de zon weerkaatsen.

Vers 1 – 6 :
“Quando colui che tutto 'l mondo alluma
de l'emisperio nostro sì discende,
che 'l giorno d'ogne parte si consuma,

lo ciel, che sol di lui prima s'accende,
subitamente si rifà parvente
per molte luci, in che una risplende;”

“Wanneer degene die heel de wereld verlicht
buiten onze wereldhelft daalt,
en de dag overal verdwijnt,

dan maakt de hemel, die alleen door deze ene (zon) in gloed stond,
zich meteen weer doorlucht
met de vele lichtjes, in wie (die ene) één weerkaatst;”


Dante kijkt de gloeiende arend vol bewondering aan.

Vers 13 – 15 :
“O dolce amor che di riso t'ammanti,
quanto parevi ardente in que’flailli,
ch'avieno spirto sol di pensier santi!”

“O zoete liefde die je met lachen ommantelt,
hoezeer leek je vurig in deze kleine fluiten,
waarvan de adem slechts heilige gedachten waren !”

De adem door middel van deze fluiten “heilige” gedachten in Dante’s aangezicht blies.


Dante hoort een getater en gemurmel als van een levenswaterklaterende beek.
Het gegorgel stijgt doorheen de sidderende arend als “een wave” naar boven tot in des arends keel en wordt stem.
De adelaar geeft een zelfvoorstelling :

Mijn lichaam bestaat uit en is opgebouwd door zielslichten proportioneel naar hun respectievelijk belang, graad van verdienste, en perfectie. ( Net zoals de “ideale”samenleving. )
Als mijn arendsogen schitteren de hoogste lichten :
in de pupil glanst koning David.
Mijn wimpers bestaan uit 5 lichtverschijningen :
de wimper vlak bij mijn bek is keizer Trajanus,
de wimper ernaast vormt koning Ezechias,
de volgende en bovenste wimper is keizer Constantijn – die de hoofdstad van het Romeinse Rijk naar Constantinopel (Byzantium) verplaatste en aldus Rome voor de paus liet,
de wimper die weer lager hangt is Willem II de Goede,
en de vijfde en laatste wimper zwaait de Trojaan Rifeus.

Weerom zwijgt de adelaar alsof hij even majestueus door zijn eigen stilte planeert.
Maar hij leest weer twijfel in een van Dante’s diepste gedachten.
Dante is namelijk verwonderd dat er twee heidenen (keizer Trajanus en Rifeus) lustig op de adelaar als wimpers ( de eerste en de vijfde) zitten te knipperen.

De reuzevuurvogel der gerechtigheid gloeit vreugdevol op, begerig om Dante van antwoord te dienen, en hierin begeleid door het wild op en neer slaan van de eerste en vijfde wimper.
Het antwoord luidt:
je kan de hemel (en Gods wil dus ) soms forceren door in jezelf een explosieve mengeling van geloof, hoop, en liefde aan te maken en te worden.

Vers 94 – 96 :
“Regnum celorum violenza pate
da caldo amore e da viva speranza,
che vince la divina volontate:”

“Het rijk der hemelen ondergaat het geweld
van de warme liefde en van de levendige hoop,
die de goddelijke wil overwint:”

Een soort verleiden van God dus.
(De Latijnse aanhef “Regnum celorum” kan een verwijzing zijn naar het evangelie van Matheüs, XI, 12 waar er van de oudtestamentische profeten en degenen die niet gedoopt waren voor er doopsel bestond sprake is : “En van de dagen van Johannes den Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve met geweld.”)

Forceren is natuurlijk een groot woord, herpakt de vogel zich, want forceren kan alleen maar als God het zelf toelaat en wil natuurlijk.
(Zoals je om verleid te worden je gevoelsdeuren ook een beetje op een kier moet laten.)

De eerste wimper, keizer Trajanus, was in het Limbo zoals alle goede heidenen, maar werd door zijn danige buitenproportionele hoop en wil, en mede dankzij onverdroten voorspraak van paus Gregorius I (de Grote, die van het Gregoriaans) terug even in zijn lichaam geholpen en daarin ondergebracht, en tijdens zijn tweede dood op speciaal transport naar de hemel gezet.
De vijfde wimper, de Trojaan Rifeus, reisde op eenzelfde brandstofmengeling van vloeibare hoop, ontembare wil, en veel genade naar hier - onderweg gedoopt door de drie deugdvrouwen van het rechterwiel ( dame Hoop, dame Geloof, en dame Liefde - weet je nog die van in het Aards Paradijs ?)

Vers 118 – 120 :
“L’altra, per grazia che da sì profonda
fontana stilla, che mai creatura
non pinse l'occhio infino a la prima onda,”

“De andere {Rifeus}, door de genade die uit zulk een diepe
bron welt, dat nooit een schepsel
het oog strekte tot aan de eerste golf ervan,”

Terug naar “Klassieken”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 3 gasten