Faust in de literatuur

o.a. Dante en Goethe
Gast

Faust in de literatuur

Berichtdoor Gast » 04 Mei 2007, 05:55

Voorwoord

Het Faust-thema is ooit wel eens het thema der thema’s genoemd. Toch is het niet het enige thema dat door de eeuwen heen regelmatig opdook in de literatuur, de beeldende kunsten, ... Denken we maar aan o.a. koning Arthur, Ahasverus de wandelende jood, ... De Faustfiguur steekt wel ver boven al de anderen uit, en niet alleen in Duitsland (waar deze soms wel eens misbruikt is geworden). De Faust-bibliografie van Hans Henning moge als bewijs volstaan : zij bevat ongeveer 17.000 titels (teksten, muziek, beeld, ...) en streeft alleen maar volledigheid na.

Een laatste vergelijking met andere thema’s : Faust heeft, in tegenstelling tot o.a. de andere bovenvermelde figuren, ook daadwerkelijk geleefd, ook al zijn hieromtrent slechts een dertiental eigentijdse referenties te vermelden : brieven van wetenschappelijke tegenstanders, enkele publieke bronnen, lof van tevreden klanten (waaronder de bisschop van Bamberg), reacties van religieuze protestantse vijanden en enkele niet-bindende memoires.

De belangrijkste bron voor onderstaande tekst is het boek van Günther Mahal : Faust, Untersuchungen zu einem zeitlosen Thema



I.Faust voor Goethe

1.De historische Faust.

Faust werd geboren rond 1480 in Knittlingen (tussen Maulbronn en Bretten), en hij stierf rond 1540 in Staufen bij Breisgau. Hij leefde in de vrij turbulente periode van de grote ontdekkingen (ter christianisering en uitbuiting !!). Het was de tijd van het humanisme en de Renaissance (de tijd van de bevrijding van de menselijke persoonlijkheid). In deze periode trad ook de grote scheuring in het Christendom naar buiten. Kortom, het was een tijdperk met schitterende namen, maar tevens een tijdperk van groot leed.

Faust verdiende zijn brood o.a. met het trekken van horoscopen (en verdiende daarmee waarschijnlijk een hele boel geld), met waarzeggerij, alchemie en magie. Hij maakte naam als ‘Paracelsus’, maar in tegenstelling tot deze laatste was hij een oplichter. En benevens dat alles was hij ook nog eens arts.

Toentertijd gaven velen zich uit voor tovenaar, en beloofden de meest onmogelijke dingen (zoals een zomertuin vol fruit in de winter, of het tevoorschijn halen van antieke helden uit de hel), maar toch moet Faust dat ietsje meer gehad hebben, om tijdens zijn ‘berucht’ leven reeds zo beroemd te worden. Bovendien werd zijn naam na zijn dood tot vliegenvanger van vele vertelde gebeurtenissen. Allerhande onwaarschijnlijke en duivelse geschiedenissen, die reeds langs in zwang waren, werden ineens met zijn naam verbonden.

De eerste schriftelijke getuigenis over de historische Faust was van de hand van ene abt Johannes Trithemius, in een brief uit 1507 aan de astroloog Johann Virdung, nog tijdens het leven van Faust in druk verschenen. Het was het langste, en meest succesvolle eigentijdse verslag. Faust werd beschreven als een lummel, een opschepper, een goddeloze held, een door ijdelheid geplaagde would-be-humanist, een charlatan, een echte belediging voor de kerkelijke instituten. De hele brief getuigt van minachting. Faust werd duidelijk als een ketter beschouwd. Vooral de angst, dat deze vulgaire landloper de klassieke studies en de geleerde magie een slechte naam zou geven onder de orthodoxe christenen, was hieraan niet vreemd.

Dat dit verslag niet van enige jaloersheid gespeend was, werd ons eerst later duidelijk : Johannes Trithemius werd er immers zelf van verdacht, tovenaar te zijn (hij zou o.a. Helena van Troje voor keizer Maximiliaan opgevoerd hebben), en bovendien nog jaloers (Faust was als het ware een concurrent). Zich baserende op antieke geschriften over het geloof in onzichtbare, spirituele klachten kwam men in de middeleeuwen tot de opvatting, dat deze niet demonisch waren, maar wel zouden kunnen optreden als bemiddelaar tussen de geest en de concrete realiteit. Johannes Trithemius was een gevierd, doch controversieel aanhanger van deze opvattingen.

Uit de brief van Johannes Trithemius :

Jener Mensch, über welchen du mir schreibst, Georg Sabellicus, welcher sich den Fürsten der Nekromanten zu nennen wagte, ist ein
Landstreicher, leerer Schwätzer und betrügerischer Strolch, würdig ausgepeitscht zu werden, damit er nicht ferner mehr öffentlich verabscheuungswürdige und der heiligen Kirche feindliche Dinge zu leren wage. Denn was sind die Titel, welche er sich anmasst, anders als Anzeigen des dümmsten und unsinnigsten Geistes, welcher zeigt, dass er ein Narr und kein Philosoph ist ! So macht er sich folgenden ihn konvenierenden Titel zurecht : Magister Georg Sabellicus Faust der Jüngere, Quellbrunn der Nekromanten, Astrolog, Zweiter der Magier, Chiromant, Aëromant, Pyromant, Zwieter in der Hydromantie. - Siehe die törichte Verwegenheit des Menschen ; welcher Wahsinn gehört dazu, sich die Quelle der Nekromantie zu nennen !

Gast

Berichtdoor Gast » 05 Mei 2007, 10:18

Tientallen jaren bleef de brief van Trithemius de enige getuigenis omtrent de historische Faust. Veel meer dan hierboven reeds vermeld is er ook niet geweten. Familiale omstandigheden, vluchtoorden als hij gezocht werd, niets is ons hieromtrent bekend. Zelfs de dokters- of magistersgraad is nooit bevestigd. Deze komen eerder voor uit de massa’s verhalen en geruchten. Immers, wie zo veel kon, moest wel minstens ‘magister’ of ‘doctor’ zijn.

Het zijn beslist niet de aanhangers van Faust geweest, die hem met de duivel in verband brachten (Luther zou de eerste geweest zijn). Faust zelf zal het ook wel niet zo hebben voorgesteld, maar zulke twijfelachtige eer was anderzijds wel de best denkbare propaganda. Reeds tijdens zijn leven werd Faust aldus een wandelende legende (anekdoten, wilde verhalen, ...).

Na de dood van Faust werd de legende steeds meer en meer aangedikt, terwijl ze daarbij steeds meer en meer op het zijn-alles-kunnen en zijn gruwelijke dood werd toegespitst. Een protestants geestelijke zou de eerste geweest zijn die de dood van Faust aan de duivel toeschreef (1548). En volgens de Zimmernsche Chronik (+/- 1565) zou hij door de duivel mee naar de hel zijn gesleurd.

Eenmaal men aan deze duivelse ingreep geloofde, was het maar een kleine stap meer naar een duivelspact van 24 jaar (het verbond van een ontevreden, niet te bevredigen mens met de duivel, die alles beloofde tijdens deze beperkte periode), voor het eerst in het ‘Faustbuch’ uit 1587 neergeschreven.

Het pact met de duivel, dat in de middeleeuwen al wel eens meer voorkwam, kwam o.m. voor in het verhaal van Theophilus, die men wel eens verkeerdelijk de ‘katholieke Faust’ genoemd heeft, die op voorspraak van Maria gered werd. Het dubbelmotief (het pact, en de alles-kunnende tovenaar) kwam echter pas voor het eerst bij Faust voor.

De mythe ontstond in een periode waarin de ontwikkeling van de christelijke gedachten mens en bovennatuurlijke wereld had gepolariseerd in een conflict tussen goed en kwaad.

Faust was zeker een charlatan, maar ook een verstokte individualist, die zijn eigen weg ging in een maatschappij waarin een vaste baan en woonplaats vereist waren.

2.De literaire Faust - het begin.

Het oudste bekende verhaal, waarin sprake is van een pact tussen mens en duivel is de ‘Theophiluslegende’ uit de vroege middeleeuwen.

De bekendste versie is van de hand van Roswitha (Hrotsvith) von Gandersheim, die in het Latijn schreef, de taal van ontwikkelde adellijke religieuzen. In tegenstelling tot de heiligenlegenden, waarin sprake is van de vasthoudendheid van de martelaars aan hun geloof, is Roswitha vooral geïnteresseerd in het succes van de duivelse verleidingskunsten. In het geval van Theophilus gaat het om carrière en macht. Gevraagd om zijn oom (die hij diende als vicedomnus) als bisschop van Adona (Sicilië) op te volgen, voelt hij zich niet waardig, hierop in te gaan. De gemeente is verplicht, iemand anders aan te wijzen. De nieuwe bisschop echter slaagt er niet in, de gunst van de massa te verwerven. Theophilus wordt als zondebok geofferd, en hij verlaat de stad. Satan laat niet af, en slaagt er in, Theophilus’ hart met wraakgevoelens te vullen, en deze neemt contact op met een Jood, waarvan gezegd wordt dat hij in contact staat met boze geesten. Theophilus ondertekent een pact met duivel, en leeft vele jaren in verblinding. Zijn geweten is echter nooit helemaal verdwenen, en op een dag weet hij zich geen andere raad meer, dan troost te zoeken in het gebed. Hij ijlt naar de tempel, en bidt tot Maria, tot hij inslaapt. In zijn droom verschijnt de Moeder Gods, die hem streng toespreekt. Zij belooft hem echter ook voorspraak bij haar Zoon. Drie dagen later verschijnt
Maria opnieuw, en zij bevestigt Theophilus, dat zijn zonden hem vergeven zijn. Zij bezorgt hem ook het pact terug.
Enkele dagen later, bij een kerkelijk feest, biecht Theophilus in het openbaar zijn zonden, en vernietigt hij het pact.

Theophilus is duidelijk Faust, terwijl de Jood het duivelse van Mephistopheles symboliseert. Het ‘Ewig-Weibliche’, bij Johann Wolfgang von Goethe door Gretchen weergegeven, is hier Maria, als het oerbeeld van de zuivere maagdelijkheid.

Men vermoedt dat dit stuk veel succes heeft gekend. Roswitha leverde in ieder geval nog een tweede stuk af, dat hetzelfde thema behandeld. In dit stuk gaat het om een jonge slaaf, die zijn ziel aan de duivel verkoopt in ruil voor de liefde van zijn meesteres. Hij wordt tenslotte gered door de heilige Bafilius.

Gast

Berichtdoor Gast » 05 Mei 2007, 10:21

Wat het meest heeft bijgedragen tot de verspreiding van de mythe, was de periode waarin Faust leefde : de boekdrukkunst was net uitgevonden ! Duitsland kende dank zij Luther een toename van het aantal populaire didactische werken en van het publiek hiervoor.

Zo belanden we bij het eerste Faust-verhaal : Historia von D. Johann Fausten, uit 1587 (op de ‘Buchmesse’ in Frankfurt am Main), het geboortejaar van de literaire Faust, en het startschot van een al snel niet meer te overziene reeks bewerkingen (verhalen, drama’s, liederen, gedichten, parodieën, en een massa literair-weten-
schappelijke en filosofische verhandelingen). De drukker van dit boek was Johann Spiess.

Alles duidt erop, dat deze tekst kort voor het verschijnen ervan aan het papier werd toevertrouwd.

[1]Historia vonn D. Johann Fausten / dess weitbeschreyten Zauberers / Geburt vnd Studijs.
Doctor Faustus ist eines Bauwern Sohn gewest / zu Rod / bey Weinmar bürtig / der zu Wittenberg ein grosse Freundschafft gehabt / dessgleichen seine Eltern Gottselige vnd Christliche Leut / ja sein Vetter / der zu Wittenberg sesshafft / ein Bürger / vnd wol vermögens gewest / welcher D. Fausten aufferzogen / vnd gehalten wie sein Kind / dann diewel er ohne Erben war / nam er diesen Faustum zu einem Kund vnd Erben auff /liess jhn auch in die Schul gehen / Theologiam zu studieren / Er aber ist von diesem Gottseligen Fürnemmen abgetreten / vnd Gottes Wort missbraucht.
(Reclam, Nr. 1516)



Deze eerste Faust-figuur was een hoogst ambivalente figuur : het was een niet meer aan normale grenzen blootgestelde figuur, benijd om zijn vrijheid en almacht (het individualisme van de 16e eeuw in zijn meest extreme vorm), maar deze werden duur betaald (stipt 24 jaar later was de tijd daar voor de hellevaart - die zeker niet voor navolging aan te bevelen was : de dood zelf werd niet beschreven, maar men vond zijn hersenen terug tegen de muur, en het lichaam - zonder hoofd noch ledematen - werd op een mesthoop teruggevonden). Sic transit gloria mundi.

Zijn doel was het, alle geheimen van hemel en aarde te doorgronden (via lange discussies over astronomische en theologische thema’s met Mephistopheles). Hij eiste een antwoord op al zijn vragen, ook al moest hij daarvoor God en de mensheid afwijzen. Hij was zelfs bereid, hiervoor een contract met zijn eigen bloed te ondertekenen (deze daad kwam hier voor het eerst voor, en betekende eigenlijk dat Faust een man zonder toekomst was).

Zowat alle standen waren vertegenwoordigd in dit verhaal, dat zich zowel op aarde als in de hel afspeelde. Het geheel vormde een nachtmerrie-achtige droom, vermengd met realiteit. De beschreven gebeurtenissen zijn verschrikkelijk, grotesk, ongelooflijk, dwaas, belachelijk, onnatuurlijk …

Ondanks de dolle fratsen, die Faust uithaalde, was er toch een begin van verinnerlijking merkbaar. In tegenstelling tot oudere verhalen over tovenaars is hier voor het eerst een psychologische component aanwezig : de eeuwig onrustige geest van het wetenschappelijk onderzoek, die leidt tot een doorbreken van menselijke beperkingen.

Het verhaal bevat een compilatie van drie bronnen : de gekende verhalen over de historische Faust die reeds tijdens diens leven circuleerden, een collectie van magische truukjes en andere verhalen, die nu aan de historische Faust toegewezen werden.
Alhoewel op de titelpagina naar teksten van de hand van de historische Faust verwezen werd, bestaan hiervoor geen concrete bewijzen.

De auteur van dit verhaal bleef tot op heden onbekend (misschien Johan Spiess zelf, of een streng orthodox protestants priester). Het doel ervan daarentegen werd de hele geschiedenis door regelmatig herhaald : ‘Speel niet met je ziel, doe niet zoals Faust !’.
Het boek eindigde met een citaat uit de Bijbel (1 Petrus 5,8-9) : ‘Weest nuchter en waakzaam. Uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi om die te verslinden. ...’

Leven buiten de grenzen, hetzij door de kerk, hetzij door de burgerlijke overheden gesteld, loonde niet, ook niet wanneer de ‘fratsen’ uit het verhaal fascineerden (men voelde zich tot de titelheld zowel aangetrokken als afgestoten).

Het boekje werd al gauw een bestseller. Naast een reeks van onbeduidende navolgers, waren er drie directe erfgenamen : Georg Rudolf Widman (1599 - bombastisch, protestants), Johan Nikolaus Pfitzer (1674) (een inkorting van het steeds maar aangedikte, in omloop zijnde verhaal) en de ‘Christlich Meynenden’ (1725) (gebaseerd op wat historisch onderzoek - dit is tevens de versie die Goethe in zijn jeugdjaren kocht (Dichtung und Wahrheit)). Vermelden we daarnaast ook de rijmversie uit 1587/88 van de Nürnbergse theologiestudenten.

Al snel volgden vertalingen in het Nederduits, Nederlands en Frans.[/i]
Laatst gewijzigd door Gast op 07 Mei 2007, 09:57, 1 keer totaal gewijzigd.

Dettie
Site Admin
Berichten: 44026
Lid geworden op: 01 Jan 1970, 02:00
Contact:

Berichtdoor Dettie » 05 Mei 2007, 12:32

Heel erg bedankt Rutger, alles is heel duidelijk.
Ik wist totaal niets van Faust alleen dat hij zijn ziel verkocht had.
Als je het zo leest was Faust een nieuwsgierig man, die lak had aan de geldende regels en zijn leven leidde. Mensen hadden geen vat op hem.
Ik vind het echt heel interessant dit allemaal te lezen.

Dettie

Gast

Berichtdoor Gast » 05 Mei 2007, 12:48

Het ongrijpbare in Faust verklaart waarschijnlijk

1.dat de meeste mensen het met Faust's gruwelijke einde eens waren (en
laat me nu even vooruitlopen op mijn overzicht : uiteindelijk zal Faust
eens gered worden)
2.het grote succes van deze verhaalstof (er volgt weldra nog meer).

In dit overzicht heb ik mij wel beperkt tot de Westerse traditie. Er bestaat ook heel wat in het Slavische taalgebied. Misschien brei ik nog wel een Oosters vervolg aan wat ik nu allemaal vertel.

En Dettie, alvast bedankt voor de belangstelling (jij bent trouwens zeker niet de enige).

Rutger

Gast

Berichtdoor Gast » 07 Mei 2007, 09:56

3.Christopher Marlowe

Tragicall History of the Life and Death of Doctor Faustus’ van Marlowe was de echte aanloop tot de verdere mythologisering. Vermoedelijk werd het rond 1592-93 geschreven, alhoewel ook wel eens gesteld wordt, dat het reeds in 1587 het licht zag.

Er zijn ons twee versies bekend, een uit 1604 (handschrift A) en een uit 1616 (handschrift B). Welke van beiden echt de oudste is, valt moeilijk uit te maken. Toen was een toneelstuk geen eigendom van een auteur, maar van de groep die het stuk opvoerde. Zij kon naar believen fragmenten wijzigen, weglaten of toevoegen, al naar gelang de situatie. Een toneelstuk schrijven was toen groepswerk.

Hanschrift B bevat een aantal komische scènes, die niet terug te vinden zijn in handschrift A. Ook bevat handschrift B een veel uitvoerigere omschrijving van hel en duivels, wat zou kunnen wijzen op een podium met ruimere technische mogelijkheden.

Handschrift B verwijst tevens meer naar een moraliteitsspel, terwijl handschrift A meer aanleunt bij onze opvatting van het drama, doordat deze meer aandacht schenkt aan de uiting van de individuele wil. Hierbij rijst onmiddellijk de vraag in hoeverre Faust meester is over zijn eigen daden. Is zijn lot onafwendbaar (Calvijnse opvatting), of is hier sprake van een fataal misbruik van de vrije wil ? Deze vraag stelt zich zowel de beide varianten, als in de verbinding tussen beiden.

De directe bronnen voor Marlowe waren ‘The English Faust Book’ uit 1592, een vertaling uit het Duits door P.F. Gent[leman] (een erg vrije bewerking van het Duitse voorbeeld uit 1587), en het mysteriespel van de troubadour Ruteboeuf (die zich baseerde op een oude angelsaksische tekst – die tevens de bron van het verhaal van Theophilus zou geweest zijn).

The English Faust Book.
How Doctor Faustus began to practise in his diuelish Arte, and how he coniured the Diuel, making him to appeare and meet him on the morrow at his owne house. Chap. 2.
...
Wel, let vs come againe to his coniuration where we left him at his fiery Globe : Faustus vexes at the Spirits so long tarying, vsed his Charmes with full purpose not to depart before he had his intent, and crying on Mephistophiles the Spirit ; sodainly the Globe opened and sprang vp in heigh of a man : so burning a time, in the end it conuerted to the shape of a fiery man.


Tragicall History of the Life and Death of Doctor Faustus,
scene 5, 436-460
Enter Faustus in his Study
Faustus Now, Faustus, must thou needs be damned,
And canst thou not be saved ?
What boots it then to think of God or heaven ?
Away with such vain fancies and despair :
Despair in God, and trust in Beelzebub.
Now go not backward : no, Faustus, be resolute.
Why waverest thou ? O, something soundeth in mine ears :
Abjure this magic, turn to God again.
To God ? He loves thee not.
The God thou serv’st is thine own appetite,
Wherein is fixed the love of Beelzebub ;
To him I’ll build an altar and a church,
And offer luke ware blood of new borne babes.
Enter Good Angel and Evil Angel
Good Angel Sweet Faustus, leave that execrable art.
Faustus Contrition, prayer, repentance : what of them ?
Good Angel O they are means to bring thee unto heaven.
Evil Angel Rather illusions, fruits of lunacy
That makes men foolish that do trust them most.
Good Angel Sweet Faustus, think of heaven, and heavenly things.
Evil Angel No Faustus, think of honour and wealth.



De titel, die Marlowe aan zijn werk meegaf (The Tragicall ...) duidt op een wending in de beoordeling van de held. Waar de Historia uit 1587 nog stelde ‘Recht geschieht’s ihm’, de verdoemde zondaar en duivelsmaat, gaf Marlowe zijn held de waardigheid van de mens, die medelijden verdiende, terug. Een groot deel van de potsenmakerij bleef wel in de tekst aanwezig, maar het echt komische verdween, benevens een aantal meer vernederende scènes. Bovendien was er natuurlijk Marlowe’s poëtische grootheid. Het is de eerste figuur met een innerlijke complexiteit op een Renaissance-podium.

Deze Faust (de eerste op de planken) werd uit de Renaissance geboren, uit een naar autonomie strevend Titanendom. Ook in tegenstelling tot de oudere volksboeken (een te benijden, maar ook een te veroordelen Faust) riep deze Faust op tot het in vraag stellen en het kritisch bestuderen van het bestaande levensmodel.

Voor het eerst (en dit voor lange tijd) was Faust niet alleen een geleerde (die in een inleidende monoloog zijn beklag over het nutteloze van de wetenschap deed), en ook niet alleen iemand die in zijn mateloosheid aan een duivelspact ten onder ging, maar vooral iemand die als een extreme, doch legitieme poging tot zelfver- werkelijking erkend werd.

Waar Marlowe Faust echter nog ten onder liet ondergaan, daar zou Goethe de redding van Faust brengen.

Handschrift A

De proloog stelt dat het alleen (only) gaat over Faustus, en niet over oorlog, liefde of dappere daden (not war, not love, not audacious deeds). Het gaat over de jeugdjaren, rijpere jaren en tragische jaren (infancy, riper years, till swoln with .....
self-conceit). Het einde van de proloog kondigt de eerste scène van het eerste bedrijf aan. Dit eerste bedrijf begint met een monoloog van Faustus.[/i]

Dettie
Site Admin
Berichten: 44026
Lid geworden op: 01 Jan 1970, 02:00
Contact:

Berichtdoor Dettie » 08 Mei 2007, 16:44

rutger schreef:Zowat alle standen waren vertegenwoordigd in dit verhaal, dat zich zowel op aarde als in de hel afspeelde. Het geheel vormde een nachtmerrie-achtige droom, vermengd met realiteit. De beschreven gebeurtenissen zijn verschrikkelijk, grotesk, ongelooflijk, dwaas, belachelijk, onnatuurlijk …


Is het te vergelijken met de hel van Dante? Hoe verder daarin afgedaald wordt hoe meer bizar en nachtmerrieachtig het wordt.

Dettie
die voorzichtige stappen zet op het pad van de grote literaire werken.
Laatst gewijzigd door Dettie op 08 Mei 2007, 16:57, 1 keer totaal gewijzigd.

Dettie
Site Admin
Berichten: 44026
Lid geworden op: 01 Jan 1970, 02:00
Contact:

Berichtdoor Dettie » 08 Mei 2007, 16:51

Rutger schreef:Het boekje werd al gauw een bestseller. Naast een reeks van onbeduidende navolgers, waren er drie directe erfgenamen : Georg Rudolf Widman (1599 - bombastisch, protestants), Johan Nikolaus Pfitzer (1674) (een inkorting van het steeds maar aangedikte, in omloop zijnde verhaal) en de ‘Christlich Meynenden’ (1725) (gebaseerd op wat historisch onderzoek - dit is tevens de versie die Goethe in zijn jeugdjaren kocht (Dichtung und Wahrheit)). Vermelden we daarnaast ook de rijmversie uit 1587/88 van de Nürnbergse theologiestudenten.


Je bedoelt hiermee dat zij verhalen schreven waar Faust in voorkwam of schreven zij over het leven en de gedachten enz. van Faust? Het Faust verhaal na-aapten? Zoals nu bijv. met de da Vinci Code gebeurt.

Dettie

Gast

Berichtdoor Gast » 08 Mei 2007, 21:35

Dettie schreef:
Is het te vergelijken met de hel van Dante? Hoe verder daarin afgedaald wordt hoe meer bizar en nachtmerrieachtig het wordt.



Het Faustboek uit 1587 is eigenlijk de eerste poging om een literaire Faust te brengen. De eerste tekstgetuigen waren nog gebaseerd op wat van de historische Faust bekend (of aangedikt) was. Christopher Marlowe was de eerste literaire Faust buiten Duitsland. Zelf heb ik Marlowe nog niet gelezen, maar zijn werken zijn nog wel te vinden in de Wordsworth Classics of World Literature : Marlowe, The plays (ISBN 1-84022-130-5). Het feit dat alle rangen en standen vertegenwoordigd zijn doet inderdaad wel aan Dante's hel denken. Misschien vinden we ooit nog wel eens tijd om de vergelijking uit te werken.

Rutger

Gast

Berichtdoor Gast » 08 Mei 2007, 21:38

Dettie schreef:Je bedoelt hiermee dat zij verhalen schreven waar Faust in voorkwam of schreven zij over het leven en de gedachten enz. van Faust? Het Faust verhaal na-aapten? Zoals nu bijv. met de da Vinci Code gebeurt.

Dettie


De hier vermelde werkjes zijn eerder gebaseerd op de historische Faust. Literaire pretenties hadden zij niet. Gelet op de herkomst hadden zij eerder een belerende functie (ook al zijn ze later geschreven dan Marlowe's toneelstuk).

Rutger

Gast

Berichtdoor Gast » 12 Mei 2007, 22:52

4.Terug naar het vasteland

Het vasteland maakte in 1605 met Marlowe’s toneelstuk kennis. Wat echter in Graz te zien was, was slechts het skelet van het oorspronkelijke drama. Wat de reizende komedianten brachten was vooral op de lachspieren (dus vooral op de streken van Faust, benevens natuurlijk de hellefragmenten) gericht. Bovendien kenden deze acteurs geen andere talen, zodat veel verloren ging, en ook veel alleen via gebaren duidelijk kon gemaakt worden. En het was een intellektueel stuk, maar in Faust’s stamland kon men echter bezwaarlijk dit stuk van het repertoire voeren.

Een Duitse vertaling van Marlowe’s werk kwam er pas in 1818, van de hand van Wilhelm Müller, met een voorwoord van Achim von Arnim.

Wat het meest indruk moet nagelaten hebben, is natuurlijk Faust’s einde geweest : het naar de hel gesleept worden, een thema dat reeds lang uit de middeleeuwse toneelstukken bekend was.

Deze volkstoneeltjes vertoonden noch het ‘Recht geschieht’s ihm’ (Historia 1587), noch het tragische karakter van Faust, dat alleen via de taal tot uitdrukking kon komen (Marlowe). Faust was tot een sensatie verworden, een griezelparabel zonder belering. Nochtans bleef net deze versie (het tegelijk lustige en bloedige verhaal van een man, waarvan niemand meer geloofde dat hij ooit geleefd had) tot diep in de 18e eeuw een kaskraker.

In de loop van de 18e eeuw werden meer en meer Duitse toneelspelers in de Engelse groepen opgenomen. Desondanks bleven deze groepen, waaronder toneelspelers, dansers, artiesten, clowns en musici, bekend als de ‘Engelse komedianten’. Om te kunnen overleven, moesten deze grote groepen redelijke prijzen vragen.

Goedkoper daarentegen waren de reizende familiebedrijfjes (meestal een drietal mensen), die met houten poppen werkten. Sinds wanneer deze groepjes in Duitsland optraden, is niet meer met zekerheid te achterhalen (+/- 1700 ?). Wel zeker is dat het Faust-verhaal van in den beginne op het repertorium stond. Het Faust-verhaal, dat later als HET poppenspel zou bekend worden.
Net zoals in de volkstoneeltjes, bleef Faust iemand die alles mocht, en aan een infernaal einde kwam. En toch was er iets meer, waardoor de Faust-stof ook voor kinderen ontsloten werd : de hansworst Kasper (die meestal naar de maag, het vreten, de lichamelijke geneugten genoemd werd). Hij was degene die met beide voeten op de grond bleef staan, in tegenstelling tot Faust, zijn meester.
Bovendien was het de positieve tegenpool van Faust, met wie klein en groot zich konden identificeren, het reële alternatief. Faust daarentegen ging volgens het publiek met recht te gronde.
De twee polen, goed en kwaad, verloren hier wel hun religieuze betekenis.

Het zou tot het begin van de 19e eeuw duren, vooraleer deze poppen-
spelen opgetekend werden.

De volkstoneeltjes en de poppenspelen maakten van Faust niet alleen een slachtoffer van de hel, tevens werd hij in het belachelijke gesteld door zijn tegenhanger Kasper (materialisme gaat boven intellectualisme). Dit facet van de Faust-spelen zette kwaad bloed bij de vertegenwoordigers van de Verlichting. O.a. de invloedrijke professor Gottsched ging tegen de ‘Alfanzereyen’ van de Faust-spelen tekeer.

Goethe moet zowel toneelstukken als ook marionettenspelen gekend hebben.

Wat was er dan zo attractief aan het Faust-thema tijdens de Verlichting ? Het schijnbaar onoplosbaar conflict van een geleerde, die zijn weetgierigheid boven alles stelde, zelfs boven zijn zieleheil. Toen was wetenschappelijkheid nog niet dat droge gedoe van tegenwoordig.
Het was echt nog een streven naar kennis van tot dan toe verborgen gebleven dingen. Bovendien zou de thematiek ook boeiend blijken voor de er aan komende Sturm und Drang. Zij zouden in de Faust een genie zien, een autonoom zich zelf grenzen toekennende kerel.

Het grote probleem van de Verlichting was echter dat Faust voor zijn weetgierigheid (het streven naar onbeperkte kennis en natuurmacht) volgens middeleeuwse normen (1587) gestraft werd, terwijl weetgierigheid tijdens de Verlichting het hoogste goed geworden was.

Faust stond als het ware aan het begin en het einde van een tijdperk.
Laatst gewijzigd door Gast op 30 Mei 2007, 22:51, 1 keer totaal gewijzigd.

Gast

Berichtdoor Gast » 19 Mei 2007, 08:52

Een tussendoortje, pas ontdekt.

Nicht unerwähnt darf in diesem Zusammenhang die sogenannte "Vorauer Novelle" in Codex 412 bleiben. Diese Erzählung handelt von zwei Jünglingen, die aus den bergenden Klostermauern ausbrechen, sich der schwarzen Kunst verschreiben und fortan ein Sündenleben führen - eine erste Gestaltung des Faust-Stoffes?

http://www.steirische-berichte.at/stb995/stb99518.htm

Verdere details ontbreken nog.

Gast

Berichtdoor Gast » 19 Mei 2007, 08:54

5.Gotthold Ephraim Lessing.

Literatuur was Lessings enige interesse. Hij werd hierbij vooral geboeid door de uitdaging, bestaande thema’s om te vormen, of nieuw te vormen. Waarom deze epigonale manier van werken ? Hij waardeerde de oudere thema’s omwille van hun algemeen menselijk karakter.

In zijn zeventiende ‘Literaturbrief’ (16/2/1759) kon men lezen, dat hij, in tegenstelling tot zovele anderen, het niet hoog op had met Gottsched (ook al was deze de eerste geweest, die geprobeerd had, iets aan het zieltogende Duitse drama te verhelpen). Hij vond, dat Gottsched de verkeerde weg opging, door een vernieuwing op Franse leest te schoeien (hij vertaalde uit het Frans, en zette anderen er toe aan, hetzelfde te doen). Lessing vond, dat Gottsched beter de oudere Duitse stukken had bestudeerd, om vast te kunnen stellen, dat niet zozeer het Franse, als wel het Engelse drama (o.a. Shakespeare) kon bijdragen aan het herstel van het Duitse : ‘ein Genie kann nur von einem Genie entzündet werden’ (en nog het gemakkelijkst, door iemand die het a.h.w. van de natuur heeft, en die zich toch niet door de volkomenheden van de kunst laat afschrikken). Het bekendste bewijs, dat Duitse drama’s meer van het Engels dan van het Frans hebben, is Faust, die alleen door een Shakespeareaans genie kon gecreëerd worden.

In deze brief kon men de derde scène uit het tweede bedrijf lezen : Faust en zeven geesten, op zoek naar de snelste geest.

Op het einde van de brief vroeg hij of we niet allemaal zulke stukken wensten ? Hij in ieder geval.

Lessing, wiens interesse voor het Faust-thema terugging tot zijn studententijd in Leipzig (1748) (reeds in zijn komedie ‘Junge Gelehrte’ werd er drie maal naar verwezen), begon rond 1750 aan zijn burgerlijke versie van het drama (D. Faust). Opmerkingen van zijn vrienden legde hij naast zich neer.
Zo stelde onder andere Mendelssohn in twee brieven aan de auteur (19/11/1755 en 26/12/1755), dat hij het stuk belachelijk vond (waarbij hij naar een ander werk van Lessing verwees : Lachen und Weinen).

Uiteindelijk zou hij aan zijn Faust ongeveer twintig jaar werken. Een van zijn mogelijke bronnen was ‘Luzifer’ van de Jezuïet Franz Noel.

Wat hij uiteindelijk neerschreef, waren enkel fragmenten, zonder dwingende logica. Sommigen beweerden, dat het afgewerkt drama samen met een transportkoffer verloren ging (dit werd o.a. door Hauptmann von Blankenberg bericht - tegelijkertijd geeft hij een gedetailleerde samenvatting van de hem bekende tekst - benevens een uitdrukking van spijt over het verloren gaan). Het lijkt echter aannemelijker, dat Lessing deze versie verzonnen heeft, omdat hij zijn falen niet wou toegeven. Dat Lessing problemen had met de uitwerking van het thema moge blijken uit een aantal brieven, waarin naar de tekst gevraagd werd :
1)uit een brief van Lessing aan Gleim (8/7/1758) : D. Faust zal in
Berlijn opgevoerd worden (ondertussen wil ik meer schrijven dan
Lope de Vega)
2)uit een brief aan zijn broer Karl (21/9/1767) : ik wil het stuk
nog deze winter laten opvoeren, heb echter daarvoor nog de
Clavicula Salomonis (oud toverboek van de hand van Salomon) nodig
3)uit een brief van Johann Arnold Ebert aan Lessing (4/10/1768) :
de drager dezes zal naar de door U beloofde drama’s (waaronder
Faust) vragen
4)uit het antwoord op voorgaande brief : ‘Zum Henker mit alle dem
Bettel’ (18/10/1768)
5)uit het antwoord op voorgaande brief (26/1/1769) :
waar blijven de beloofde drama’s ?
6)uit de brief van Johann Arnold Ebert aan Lessing (7/1/1770) : waar
blijven de beloofde drama’s ?
7)uit brieven van Christian Friedrich Voss (15/12/1770) en Samuel
Benjamin Klose (18/4/1774) : hoe zit het met het Faust-drama ?
8)uit een oproep in de ‘Deutsche Chronik’ (15/5/1775) waarin
verwezen werd naar een overeenkomst met een Weens gezelschap, en
waarin de hoop werd uitgedrukt, toch eens het hele stuk te kunnen
lezen (verwijzing naar de ‘Literaturbriefe’)

Er is ook sprake van twee versies : een zonder duivels, en een met duivels. Wij verwijzen hiervoor naar :
1)een brief van Philipp Freiherr von Gebler aan Nicolai (9/12/1775)
: er zijn twee versies, aan beiden wordt de laatste hand gelegd
2)Friedrich (Maler) Müller vertelde over twee versies in zijn
beschrijving van zijn ontmoeting met Lessing in Mannheim (1777)
3)Karl Gotthelf Lessing bevestigde in zijn voorwoord bij de
literaire nalatenschap van zijn broer het bestaan van twee versies
Uit de bewaard gebleven herinneringen van anderen kunnen we concluderen dat hij opnieuw het tragische element van Marlowe’s verhaal ontdekte.

In de jaren die Lessing aan zijn Faust-versie worstelde, waren ook de jonge Goethe (zie II, III) en Maler Müller (zie I, 7.) met deze thematiek bezig. Alle drie hadden ze hetzelfde doel voor ogen : de door de volksspelen en poppenspelen verwaterde thematiek weer tot kunst verheffen.
Goethe werd door hem helemaal niet geapprecieerd (wat wij kunnen
vernemen uit brieven van Christian Felix Weisse aan Johann Peter Uz (20/5/1775 en 7/10/1775)).

Het was in zijn ogen onbegrijpelijk, dat de drang naar meer inzicht zonde was, die door de komst van de duivel bestraft werd (zoals tot dan toe de geschiedenis van Faust de ronde deed). De gestrafte wetensdrang botste met zijn godsdienstig-filosofische opvattingen.

De tweede versie van het drama, waarvan hierboven sprake, botste dan weer minder met zijn filosofie, aangezien hier de mens niet meer door de duivel, maar door de medemensen werd ten val gebracht. Uiteindelijk bevredigde hem ook deze oplossing niet, en keerde hij terug naar de duivel, maar tevens naar de redding van Faust (het was alleen maar een waarschuwende droom geweest - een engel liet hem in-
slapen nadat hij de duivelse plannen overhoord had).

Iets wat bij Goethe zou terugkomen, was de ‘Juristerei’, de ‘Medizin’ en de ‘Theologie’, en het vele weten (zo zei Faust tot zijn bediende : ‘Kijk, ik ben nog naar twintig jaar, en ik spreek al zes talen’.
Laatst gewijzigd door Gast op 30 Mei 2007, 22:51, 1 keer totaal gewijzigd.

Gast

Berichtdoor Gast » 19 Mei 2007, 08:56

6.Een korte samenvatting tot hiertoe.

De historische Faust leefde einde 15e - begin 16e eeuw. Het was een charlatan, een spotter met de kerk. Hieruit ontstond de legendarische Faust. Voeg daaraan nog het duivelspact toe, en Faust kon zijn literaire leven beginnen.

De eerste teksten vormden een waarschuwing tegen overmoed.
Christopher Marlowe ontwikkelde Faust dan tot een tragische figuur.
Slechts op het eerste gezicht is er een motief, waarbij het centrale thema de titelheld is. Reeds vóór Goethe bevatten de verschillende bewerkingen theologische en wereldbeschouwelijke elementen : de geschiedenis van het weten, de geschiedenis van het willen en mogen weten. Aan het willen weten is geen periode gebonden, maar aan het mogen weten zijn lang kerkelijke en wereldlijke grenzen getrokken. Immers, weten betekent macht.

Waar in de 17e eeuw het thema LIJDEN, OORLOG en VERWOESTING was, verdwenen deze in de 18e eeuw naar de achtergrond. Het was de eeuw van ENLIGHTENMENT, de SIECLE DE LUMIERE. De voordien verboden individuele grensoverschrijding kreeg nu de waardigheid van humane zelfverwezenlijking, werd een na te streven doel (Faust, de te vroeg gekomen ‘willen weten’, kreeg een nieuwe symboolfunctie.
Maar de schaduw van de traditie bleef hangen. Was er nog wel een Faust, indien men de hellevaart liet vallen ? Niet alleen Lessing, ook Goethe heeft met deze vraag geworsteld.
Laatst gewijzigd door Gast op 30 Mei 2007, 22:52, 1 keer totaal gewijzigd.

Gast

Berichtdoor Gast » 19 Mei 2007, 09:01

7.Friedrich Maler Müller

Müllers eerste Faust-fragment verscheen in 1776 : ‘Situation aus Fausts Leben’. Het thema hing al langer in de lucht. Andere Sturm und Drang dichters, zoals Jakob Michael Reinhold Lenz, Friedrich Maximilian Klinger en de jonge Goethe hielden zich ook met het thema bezig. Faust was immers een geestesgenoot, een genie, een uitzonderingsfiguur, iemand die zich van burgerlijkheid niet veel aantrok.

Een tweede fragment van Müller verscheen in 1776. Het was aan
‘Shakespeares Geist’ gewijd. Voor de Sturm und Drang was Shakespeare het symbool van het individuele uitbreken uit de vormgevondenheid en uit de taalnormen.

Beide fragmenten bevatten typische zegswijzen, pathetische uitroepen en dialektfragmenten.

Faust raakte in handen van de duivel door hem te helpen aan de politie te ontsnappen.

Vijftig jaar later was het drama voltooid (in verzen). Müller was ondertussen naar het katholicisme overgestapt.
Het stuk werd nooit volledig uitgegeven. De Reclam uitgave bevat alleen de twee fragmenten en enkele proevertjes uit het drama in versvorm.
Laatst gewijzigd door Gast op 30 Mei 2007, 22:52, 2 keer totaal gewijzigd.

Gast

Berichtdoor Gast » 19 Mei 2007, 09:01

8.Friedrich Maximilian Klinger, Fausts Leben, Taten und Höllenfahrt.

Klinger werd vooral bekend door zijn toneelstuk ‘Sturm und Drang’, dat zijn naam aan de gelijknamige stroming in de literatuur zou geven.

De Faust-roman verscheen in 1791, anoniem. Alhoewel de Sturm und Drang reeds voorbij was, zijn er toch nog aanwijzingen in deze richting. Ook wijzen enkele dingen erop, dat het oorspronkelijk als drama bedoeld was. Zo vallen bijvoorbeeld de dialogen buiten de doorlopende tekst.

Faust was in deze roman boekdrukker, en de duivel heette Leviathan. De basis van deze beroepsverwisseling ligt in het feit dat Johann Fust een van de eerste drukkers was.
Faust kreeg geen erkenning door als eerste de bijbel te drukken, en werd een verbitterd man. Hij sloot dan maar een pact met de duivel.

In tegenstelling tot de dan toe heersende traditie, wilde deze Faust zichzelf en de duivel bewijzen, dat er, ondanks zijn eigen slechte ervaringen, voor de mens desondanks nog een ‘morele waarde’ bestond.
Met de macht des duivels uitgerust, probeerde hij de goede God te spelen, maar dit keerde zich tegen hem, en hij speelde in de kaarten van de duivel. Vooraleer naar de hel gesleurd te worden, kreeg hij van de duivel nog het recept van het echte leven voorgehouden : Rousseau’s leer van de bescheidenheid en het geluk, dat in een klein hoekje zit.

Klinger’s Faust werd bepaald door de filosofische uiteenzetting tussen Voltaire en Rousseau, en was, daaruit voortvloeiende zeer pessimistisch. Faust was niet meer de spring-in-’t-veld uit de volksboeken, maar eerder een alleskunner, die struikelde over zijn pogingen, de ‘morele waarde’ van de mens te bewijzen.

Fünftes Buch, Fausts Höllenfahrt.
An deiner Seele sollen ewig die Zweifel nagen, die dich in deinem Leben gequält haben, und nie soll sich dir eins der Rätsel enthüllen, um deren Auflösung du hier bist. Dies ist die peinlichste Strafe für einen Philosophen deiner Art, und ich habe sie vorzüglich meinen Schülern vorbehalten. Die Hölle ist voll von ihnen, und du hast den Samen zu grössrer Bevölkerung meines Reichs ausgestreut. Reisst ihn weg, martert ihn ! Fasst diesen Papst, und werft ihn in einen andern Winkel, in der Hölle ist ihresgleichen nicht. Nach den Worten Satans ward Fausts Gestalt immer schwärzer und
schwärzer. Die Züge der Menschheit verloschen. Ein düstres, gestaltloses, scheussliches, schwimmendes Gewebe umschlung seine (Fausts) Seele. Noch wütete er ; die Wut schoss glühende Funken aus dem gestaltlosen Gewebe, und erleuchtete es. Zum letztenmal wütete er. Leviathan brüllte : ‘Ich will ihn ergreifen, und mich nochmal an dem rächen, der mir gezwungen hat, die mir verhasste Erde, das mir noch verhasstere Teutschland zu betreten.’ Und er ergriff mit eiserner Faust das düstre verzerrte Gewebe, samt der Seele Fausts. Da goss sich die gedrohte Qual über ihn aus, und ein Stöhnen erscholl aus dem Gewebe, dass, hätte es Menschen mit Ohren, aus Fleische gebildet, ihr Herz wäre bei dem Stöhnen erstarrt, und die Quelle ihres Lebens versunken. Noch stöhnte Faust aus dem düstren Gewebe unter Leviathans eiserner Faust. Als er mit ihm bei den heulenden Verdammten vorüberfuhr, fühlten sie bei dem schrecklichen Stöhnen zum erstenmal Mitleid mit einem ihresgleichen, und vergassen das Geheul über ihren eignen Jammer.
Laatst gewijzigd door Gast op 30 Mei 2007, 22:52, 1 keer totaal gewijzigd.

Gast

Berichtdoor Gast » 30 Mei 2007, 22:50

9.Jacob Michael Reinhold Lenz, ook wel Goethe’s schaduw genoemd.

Het zeer summiere fragment, dat Lenz ons naliet, laat ons niet toe, uit te maken, in welke richting hij Faust eigenlijk wilde ontwikkelen.

Gast

Berichtdoor Gast » 30 Mei 2007, 23:08

II.Faust na Goethe

1.Gérard de Nerval. Vertaling van het eerste deel van de Faust van Goethe.


In tegenstelling tot Goethe’s drama was deze vertaling in proza !

La nuit
Dans une chambre à voûte élévée, étroite, gothique.
Faust, inquiet, est assis devant son pupitre.
Faust Philosophie, hélas ! jurisprudence, médicine, et toi aussi, triste théologie ! ... je vous ai donc étudiées à fond avec ardeur et patience : et maintenant me voici là, pauvre fou, tout aussi sage que devant. Je m’intitule, il est vrai, Maître, Docteur, et depuis dix ans, je promène ça et là mes élèves par le nez. - Et je vois bien que nous ne pouvons rien connaître ! ... Voilà ce qui me brûle le sang !


2.Christian Dietrich Grabbe, Nikolaus Lenau en Heinrich Heine.

Was, zoals sommigen beweerden, na Goethe geen Faust-verhaal meer mogelijk ? Of, was het niet minder dan heiligschennis, zoals anderen stelden ? Zulke overwegingen speelden inderdaad een rol bij deze drie auteurs, die zich in de eerste helft van de negentiende eeuw aan een nieuwe Faust-tekst waagden. Alle drie hebben ze er in hun dagboeknotities uitvoerig over uitgeweid. Alle drie hebben ze Goethe’s versie als een blok aan hun been ervaren. En alle drie hebben ze uiteindelijk naar de traditie van het hellevuur teruggegrepen.

Na de klassieke periode (Weimarer Klassik) volgde een pragmatische, materialistische, realistische periode, waarin symboliek en allegorie niet meer gewenst waren. Het blijft een discussiepunt, of Grabbe, Lenau en Heine nu als een exponent van deze nieuwe tijd moeten beschouwd worden, of dat het toenemend scepticisme tegenover Goethe’s Faust door hun werken ontstaan, of toch minstens versterkt is.

In ieder geval verdween al vlug de opvatting, dat een Faust na Goethe onmogelijk was. Het nieuwe dogma luidde al snel een Faust tegen Goethe te schrijven (waarbij men zich vooral afzette tegen Goethe’s paradoxale breuk met de traditie).

In 1829 reeds schreef Grabbe een anonieme zelfrecensie bij zijn zopas beëindigde drama ‘Don Juan und Faust’. Hierin heette het :
1)Mozarts Don Juan und Goethes Faust - welche Kunstwerke ! Und wie kühn, nach diesen Meistern in beiden Stoffen wieder auf zutreten.
2)die Verschmelzung beider Sagen ist höchst genial ...

Zowel Don Juan als Faust vallen in dit drama een ridder-duivel ten offer. Ondanks hun onderscheiden herkomst (erotisch, intellektueel-wetenschappelijk) hebben ze een doel, waarbij ze elkaar beconcurreren : Donna Anna, de mooie en deugdzame dochter van de gouverneur.

Faust laat zich door de hem tegen zijn zin dienende duivel bijna tot een dierlijke sexualiteit reduceren, tot iemand die in zijn wellust over lijken gaat, en als dusdanig elk medelijden verliest.
Deze Faust is niet meer geïnteresseerd in het binnendringen in geheimen, noch in het beheersen van de zeldzaamste kunsten. Deze Faust wil, ten gevolge van buitensporige zelfverheerlijking en eigenliefde ‘alleen’ nog de liefde van een vrouw.

Het stuk kende geen succes.


Don Juan und Faust
Erster Akt, Szene 1
Der Gouverneur Genug, wer Ruhm und König liebt, kann ihnen
Nicht untreu werden, denn nichts Höheres
Gibts in der Welt. -
Und nun, sag an, wer war
Der Frevler, welcher hier den Lärm erhob,
Und, irr ich nicht, nach meiner Tochter schrie ?
Don Juan Wisst Ihr denn nicht, dass jetzt ein grosser Magus,
Gekommen aus Norddeutschlands Eiseswüsten,
In Roma hauset und die Luft verpestet ?
Im schwarzen Mantel, weissen Antlitzes,
Als hätte nie die Sonne es gerötet,
Schleicht er am Aventin, - vergebens mühn
Die Häscher sich, ihn zu ergreifen - Er
Entwische mit Geisterhülfe immerdar !
Der Gouverneur Ihr meint den Doktor Faust ?
Don Juan Dem Habicht ähnlich
Zieht er um Eure Tochter Zauberkreise, -
Er wars, der heute mit Beschwörungen
Sie locken wollte dort auf den Balkon, -
Doch Stahl und Männermut sind kräftger als
Magie. Mein Schwert wies ihm den Weg !
...
Erster Akt, Szene 2
Faust (sich erhebend vom Schreibtisch)
Unselge Nacht, willst du denn nimmer enden ? -
Weh mir, sie hat erst eben angefangen -
Noch schlugs kaum elf. Zurück zur Arbeit also. -
Zur Arbeit ! Zum Studieren ! Schmach und Jammer !
Tödlicher Durst, und nie gestillt ! Sandkorn
Zum Sandkorn sammeln, grenzenlose
Und immer grenslosre Wüsten um
Sich her zu bauen, und sodann darin
Sich lagern, schmachtend und verzweifelnd - Ha,
Ein Raubtier wird man, bloss um sich zu nähren !


In 1835 stelde Lenau in een brief, dat Faust gemeengoed was, en geen eigendom van Goethe. Niet lang daarna verscheen ‘Faust. Ein Gedicht’. De titel was wel een beetje misleidend. Eerder zou men het werk een versepos kunnen noemen (24 episoden, vijfvoetige jamben). Deze Faust was een exponent van de toenmalige ‘Weltschmerz’.

Vierentwintig etappes doorliep deze eenzame, deze twijfelaar, deze vaak teleurgestelde piekeraar. Een die toch Gods (die verborgen God, deus absconditus, de in zich gesloten God) gelijke wou zijn. Mephistopheles plan bestond erin, Faust zowel van zijn Schepper, als van de natuur (voorgesteld als tweede godheid) te scheiden. Hij stelde dat, om volledig mens te worden, men de moed moest hebben, door misdaad als een tegengod te fungeren (m.a.w. zonder scrupules over leven en dood beslissen). Faust verkocht zijn ziel, en tekende met zijn bloed. Moord en overspel, gekruid met zijn knagende geweten Mephistopheles, dreef hem uiteindelijk tot zelfmoord. Waarop, in navolging van Klinger Faust voorgehouden werd dat alleen deemoed, het tevreden zijn met de kleine dingen des levens, de mens redden kon. Net zoals reeds in het verhaal uit 1587 was dit weer een voorbeeld van hoe het niet moest. De eentonige vertwijfeling van Faust’s leven en dood was echter nieuw.

Faust …
Ich werde rasend, ich verschmachte,
Wenn länger ich das Weib betrachte ;
Und doch versagt mir der Entschluss,
Sie anzugehn mit meinem Gruss.
Mephistopheles Ein wunderlich Geschlecht fürwahr,
Die Brut vom ersten Sünderpaar !
Der mit der Höll’ es hat gewagt,
Vor einem Weiblein jetzt verzagt,
Das viel zwar hat an Leibeszierden,
Doch zehnmal mehr noch an Begierden.
(zu den Spielleuten)
Ihr lieben Leutchen, euer Bogen
Ist viel zu schläfrig noch gezogen !
Nach eurem Walzer mag sich drehen
Die sieche Lust auf lahmen Zehen,
Doch Jugend nicht voll Blut und Brand.
Reicht eine Geige mir zur Hand
‘s wird geben gleich ein andres Klingen,
Und in der Schenk’ ein andres Springen !


In 1847 ontstond in Parijs (in opdracht van het Koninklijk Theater in London) het libretto ‘Der Doktor Faust’ van Heinrich Heine. Het stuk werd niet opgevoerd, deels vanwege het succes van de Zweedse nachtegaal, deels vanwege de tegenwerking van de balletmeester, die het niet hoog ophad met de gevaarlijke nieuwlichterij : het libretto was immers voor het eerst door een dichter geschreven !

‘Armer Faust ! armer Hexenmeister ! so musstest du auf die Ehre verzichten, vor der grossen Victoria von England deine Schwarzkünste zu produzieren ! Wird es dir in deiner Heimat besser gehn ? (Heine, Heinrich, Der Doktor Faust, ein Tanzpoem, Einleitende Bemerkung)


Later is dit wel het uitgangspunt geworden van het ballet ‘Abraxas’ van Werner Egk.

De tekst, die oorspronkelijk in het Frans verscheen, en pas in 1851 in het Duits vertaald werd, droeg als ondertitel ‘Ein Tanzpoem nebst kuriosen Berichten über Teufel, Hexel und Dichtkunst’. De aan te tekst aansluitende verklaringen bieden een summier overzicht van de oudste aust-varianten, benevens wat uitleg over duivelspacten, en een afrekening met Goethe’s Faust.

Goethe, zo stelde Heine, is zonder voldoende motivatie van de traditie, waarbij Faust na een blitzcarrière zwaar ten val komt, afgeweken.

Hijzelf wou een verhaal schrijven, volgens de geest van de sage, en hij wou dat het als een op enkele bladzijden uitgevoerde correctie op Goethe’s ‘mächtige Tragödie’ zou beschouwd worden. Het doel van de tekst was een weergave op het podium zonder een enkel woord, in een grote choreografische configuratie. Wat Heine in zijn libretto schetste, was de oude geschiedenis, de weg op stelten dus, die met een gebroken nek eindigde. Wat hij, de geest van de sage getrouw, op het podium wilde brengen, was de oude geschiedenis in een nieuw kleedje, die echter tegelijkertijd naar de oorsprong van de sage teruggreep, naar de in de tijd van de heksenvervolgingen latente, of manifest aanwezige erotische component.

Wat had de vroege Faust-verhalen volgens hem vooral beïnvloed ? Het vrouwelijke als des duivels, de diep zittende mannelijke irritatie en angst voor het [slechts in de openbaarheid] ‘zwakke geslacht’ (wat pas door de psychoanalyse van de 20e eeuw zou beschreven worden), de ambivalentie tussen fascinatie en schuwheid ten opzichte van de vrouw. Daarom heette de duivel bij hem niet meer Mephistopheles, maar Mephistophela, die als danslerares Faust letterlijk in beweging bracht, om te dansen en te springen. Het ballet, ingedeeld in 5 bedrijven, bereikte zijn erotisch hoogtepunt in het derde bedrijf, waarbij Faust voor de orgiastische obsceniteiten van de heksensabbat vluchtte. Zijn weg eindigde daar, waar Goethe’s Faust eerst actief werd : bij een onbesproken meisje. Mephistophela gunde hem het stille geluk van een huwelijk niet : Faust behoorde tot de hel !!!

Dritter Akt.

Faust und die Herzogin stürzen einander in die Arme und ihre überschwellende Inbrunst offenbart sich in den verzücktesten Tänzen.
Mephistophela hat unterdessen ebenfalls einen erwarteten Gespons gefunden, einen dürren Junker in schwarzer, spanischer Manteltracht
und mit einer blutroten Hahnenfeder auf dem Barett ; doch während
Faust und die Herzogin die ganze Stufenleiter einer wahren Leiden schaft, einer wilden Liebe, durchtanzen, ist der Zweitanz der
Mephistophela und ihres Partners, als Gegensatz, nur der buhlerische
Ausdruck der Galanterie, der zärtlichen Lüge, der sich selbst persi flierenden Lüsternheit. Alle vier ergreifen endlich schwarze Fackeln, bringen in der oben erwähnten Weise dem Bocke ihre Huldigung, und schliessen sich zuletzt der Ronde an, womit die ganze vermischte Gesellschaft den Altar umwirbelt.

Dettie
Site Admin
Berichten: 44026
Lid geworden op: 01 Jan 1970, 02:00
Contact:

Berichtdoor Dettie » 31 Mei 2007, 09:37

Rutger bedankt alvast voor je mooie beschrijvingen.
Deze week is een beetje drukke week maar volgende week kom ik hier uitgebreid op terug.

Dettie

Gast

Berichtdoor Gast » 18 Jun 2007, 20:44

3.Friedrich Theodor Vischer, ‘Faust. Der Tragödie Dritter Teil’.

Dit werk verscheen voor het eerst in 1862, en werd, aangevuld, heruitgegeven in 1886. Er stonden vier auteursnamen onder het
werk : Deutobold Symbolizetti Allegoriowitsch Mystifizinsky.
Alhoewel niemand ooit van deze namen gehoord had, was het voor kenners vrij snel duidelijk, dat het de Goethe-kenner F. Th. Vischer moest zijn. Zoals Goethe zich 60 jaar het het schrijven van het drama had beziggehouden, zo had hij zich 60 jaar met de studie ervan beziggehouden. Hij vond vooral het eerste deel geslaagd. Waar het ook maar mogelijk was, viel hij het tweede deel aan. Faust II beschouwde hij als een product van seniliteit.


In 1861 publiceerde hij een vervolg op Faust I, waaruit bleek dat Faust wel degelijk kon gered worden, zij het niet op Goethe’s manier (door zijn inzet voor de verliezende boeren tijdens de Duitse boerenopstand).

Toen Vischer’s parodie in 1862 verscheen, stak er onmiddellijk een storm van protest op. Het werd als de ergst mogelijke vorm van hei- ligschennis beschouwd. Deze reactie was voor Vischer niet echt
onverwacht, en een jaar later ging hij er in een brief uitvoerig
op in, deels om zich te rechtvaardigen, en deels om de ‘aanvalsrichting’ nog eens duidelijk te maken.

Wat was dan eigenlijk het thema van dit derde deel van de Faust-
geschiedenis ? Vischer knoopte bij het einde van het tweede deel aan, meer bepaald bij de nieuwe opdracht voor Faust : les geven aan de hemelse knapen. Het onderwerp van deze les werd dan ook de ‘Faust’ van Goethe. Hierbij was het verboden, de leerlingen af te ranselen, en bovendien moest Faust als asceet verder door het leven (terwijl de geur van zuurkool en kakkerlakworstjes voorbij zijn neus zweefde). Benevens deze proeven moest hij ook nog eens terug naar de aarde, op bezoek bij de ‘moeders’, om zijn toegangskaartje tot de hemel te verdienen. Deze laatste scène is een prachtvoorbeeld van het parodiërend karakter van Vischer’s stuk (tot en met het handhaven van de door Goethe gebruikte
versmaten en ritmes).

Vischer wou :
1)stekelige opmerkingen maken bij het gerijm van Goethe 2)Goethe’s hemels einde aan de satire prijsgeven
3)degenen die door de ‘Faust’ van Goethe begeesterd waren terug naar de
realiteit brengen
4)degenen die door de ‘Faust’ van Goethe geïrriteerd waren de vrijheid
van oordeel teruggeven
5)èn hij wou bovendien zijn kollega’s (hij, de uit theologie geboren
filosoof, estheticus en filoloog) op de vingers tikken, hij wou de
beroeps’uitleggers’ treffen door terug te keren van de esoterische
hoogten, en door op te stijgen uit de laagten van de souvenirjacht
(beide types werden ten tonele gevoerd in de lessen aan de hemelse
knapen)

Vischer deelde steken uit met het floret (schermwapen), maar de reacties werden met knuppels uitgedeeld.

Erster Aufzug
Erster Auftritt
Einfaches Zimmer, Lieschen tritt auf
Lieschen Ich bin das Lieschen, das am Brunnentrog
Einst des Gespräches mit dem Gretchen pflog (Faust I, vers 3544-).
Erinnert euch, wie sie aus meinem Munde
Vom Bärbelchen vernahm die schlimme Kunde.
Weil ich nun damals so moralisch sprach,
Liess mir der Herr in seiner grossen Gnade
Des Fegefeuers heisse Qualen nach
Und läutert mich auf minder hartem Pfade.
Er wählte mich nach meines Lebens Endung
Zu sonderlich bedeutungsvoller Sendung,
Ernannte mich zu hochgewicht’ger Stelle :
Im Himmelsvorraum, an der heil’gen Schwelle
Darf ich als Fausti Seelenfreundin leben,
Bis wir gereift, ins Heiligtum zu schweben.
Das arme Gretchen, das zu hart gebüsst :
Ihr ist jedwede Läuterung erlassen,
Als sel’ger Geist ward sie schon längst begrüsst
Im sel’gen Kreis, den keine Worte fassen,
Sie wohnt in der Verklärten Sitz
Zu hoch für eines Dichters Witz.

Gast

Berichtdoor Gast » 25 Jun 2007, 20:45

4.Vooraleer nog even in te gaan op ‘Mon Faust’ van Paul Valéry en ‘Doktor Faustus’ van Thomas Mann, nog even een kleine samenvatting van enige merkwaardigheden uit de 19e en 20e eeuw :


1)de enige uitgever van Goethe’s Faust tot 1867 : Verlagshaus Cotta, nadien kwamen er andere bij, waaronder Reclam
2)Faust I werd voor het eerst opgevoerd in Braunschweig in 1829
3)Faust I en II werden voor het eerst gezamenlijk opgevoerd in Weimar in 1876 - de regisseur was Otto Devrient, die middeleeuwse principes gebruikte voor de toneelopstelling : drie verdiepingen
4)sinds 1832 werden een twaalftal poppenspelvarianten opgetekend, waaronder de Ulmer variant de oudste is


Ulmer Puppentheater
Aktus II
Pickelhäring Ach ich armer Bärenhäuter, wann es mir nicht wehe täte, ich gäb’ mir selbsten ein paar Dutzend Ohrfeigen. Ich wär’ wert, dass man mich einsperren tät’ und gäb’ mir nichts zu fressen, als lauter gebratene Hühner und Grammetsvögel, und nichts zu saufen als lauter spanischen Wein und Malvasier. Wann ich daran gedenke an die guten Sachen, wo ich bei meinem Vater, dem alten Eselskopf, gehabt, so möcht’ ich all mein Sach’ hinschmeissen. Es möcht’ mich aber einer fragen : warum bist du nicht bei deinem Vater geblieben, so gib ich zur Antwort : die Fasttäg’ haben mich vertrieben.


5)in 1843 publiceerde Gustav Schwab in ‘Deutsche Volksbücher’ de geschiedenis van Faust en het duivelspact
6)er verschenen nieuwe uitgaven van de tekst uit 1587
7)tijdens de oorlog van 1870/71 raakte het woord ‘faustisch’ in- geburgerd, wat al snel ‘teutoonse lusten, vermengd met een agressief zelfbewustzijn’ betekende
8)vooral in de eerste, en minder in de tweede wereldoorlog behoorde Faust tot de standaarduitrusting van de ransel van Duitse soldaten (een tweede bijbel, een bron van praktische levenshulp en van nationaal bewustzijn)
9)Faust in de muziek : Franz Schubert, Robert Schumann, Ludwig van Beethoven, Franz Liszt, Hector Berlioz (‘La Damnation de Faust’), Louis Spohr, Charles Gounod (‘Faust’), Richard Wagner, ...


Act 1
Faust Rien ! En vain j’interroge,
et mon ardente veille
La nature et le Créateur
Pas une voix ne glisse à mon oreille
Un mot consolateur !
J’ai langui, triste et solitaire
Sans pouvoir briser le lien
Qui m’attache encore à la terre !
Je ne vois rien ! Je ne sais rien ! rien !
..
Le ciel pâlit ; devant l’aube nouvelle
La sombre nuit s’évanouit ! …
encore un jour, encore un jour qui luit !
Ô mort ! quand viendras-tu
m’abriter sous ton aile ?
Eh, bien ! puisque la mort me fuit,
Pourquoi n’irais-je pas vers elle ?
Salut ! Ô mon dernier matin !
J’arrive sans terreur
au terme du voyage ;
Et je suis, avec ce breuvage
Le seul maître de mon destin !
(Gounod Charles, Faust, libretto)


10)Faust in de schilderkunst : Eugène Delacroix, Wilhelm von Kaulbach, Salvador Dali
11)Faust in de reclame en in de schlagermuziek, Faust als naam van een supertanker, een roos en een parfum (dit alles kan teruggevonden worden in het in 1980 in Knittlingen geopende museum)


5.Faust in de film.

Van zodra het nieuwe medium zijn intrede had gedaan, werd Faust een van de thema’s. De bekendste verfilming dateert van 1926, van de hand van Wilhelm Murnau. Op enkele schriftelijke aanwijzingen na speelde de tekst van Goethe in deze stomme film geen enkele rol. Toch herkenden de lezers van het boek alle details.

In 1960 verfilmde Gustav Gründgens op zijn beurt het drama. Deze
verfilming was gebaseerd op zijn eerdere enscènering in Hamburg. Hij gebruikte het ‘Vorspiel auf dem Theater’ als regie-aanduiding, wat betekende dat de hemel de hemel, of Griekenland Griekenland niet was. Om het met de woorden van de directeur te zeggen ‘So schreitet in dem engen Bretterhaus den ganzen Kreis der Schöpfung aus’ (vers 239-240) (‘Aldus beweegt zich in het planken huis (het theater dus) de hele schepping.’).

En in 1988 was Dieter Dorn aan de beurt. Hij probeerde Faust van alle mythen te bevrijden.

6.Thomas Mann, ‘Doktor Faustus. Das Leben des deutschen Tonsetzers
Adrian Leverkühn erzählt von einem Freunde’


Mann beschreef in deze roman het leven van een man, gekarakteriseerd door kilte, afstandelijkheid en geslotenheid. Bovendien kon hij, ten gevolge van zijn schuwheid, geen vaste relatie aangaan. Eigenlijk was dit een anti-Faust, die niet meer de show stal, noch in het middelpunt van de belangstelling stond. Het was eerder iemand, die zich hermetisch afsloot en elk gezelschap meed.

Bij dit boek hoorde een tweede boek, namelijk ‘Roman eines Romans. Die Entstehung des Doktor Faustus’. Hierin vertelde Mann niet alleen over het ontstaan van dit volumineuze verhaal, maar verwees hij ook naar de psychografie (psychologische persoons- en levensbeschrijving) van zijn situatie als schrijver in ballingschap (‘Exil’).


Am 25. August 1940 traf mich hier in Freising die Nachricht von dem Erlöschen der Reste eines Lebens, das meinem eigenen Leben, in Liebe, Spannung, Schrecken und Stolz, seinen wesentlichten Inhalt gegeben hat. Am offenen Grabe auf dem kleinen Friedhof von Oberweiler standen mit mir, ausser den Angehörigen, Jeanette Scheurl, Rüdiger Schildknapp, Kunigunde Rosenstiel und Meta Nackedey, dazu eine unkenntlich verschleierte Fremde, die, während die Erdschollen auf den eingebetteten Sarg vielen, wieder verschwunden war. (Thomas Mann, Doktor Faustus)



7.Paul Valéry, ‘Mon Faust’

In het voorwoord bij dit in 1941 verschenen werk, gericht ‘An den Leser guten Glaubens und bösen Willens’, stelde de auteur dat Faust en zijn griezelige kompanen recht op nieuwe personificaties, nieuwe belichamingen hadden. Voor Valéry waren Faust en Mephistopheles werktuigen van de wereldgeest geworden, en tot zekere prototypes van het menselijke en het onmenselijke.

Wat is nu bij Valéry van Goethe’s titelheld geworden ?
1)een late nakomeling van Goethe’s afstammelingen, een onderzoeker, een intellektueel, een agressief ik-figuur, die meer nog dan Adrian Leverkühn zich van de wereld buiten zichzelf niets aan trekt
2)hij meet zich zelfs de hoogmoed van een monnik aan, door de lichamelijke liefde volledig af te wijzen
3)zijn levensdoel is tegelijkertijd een autobiografie en een encyclopedie van alles wat er te weten is, zelfs het meest geheime, te schrijven - hiervoor wil Valéry’s Faust Mephistopheles gebruiken - Valéry’s duivel is hier beperkt tot een archief in de superlatief van alle wereld- en mensenkennis
4)Mephistopheles treedt op in een lang monnikskleed en met bokkenpoten - hij wekt alleen nog lachen en medelijden op - de duivel als duivel heeft afgedaan, alleen de omhulling blijft
5)en zo komt het tot de omkering van het klassieke thema : niet Mephistopheles biedt Faust een pact aan, neen, hier biedt Faust Mephistopheles een pact aan - de duivel wil het zelfs met zijn bloed tekenen, wat door Faust als lang voorbijgestreefde domheid wordt afgewezen

Eigenlijk kon in de gelaïciseerde 20e eeuw de duivel alleen nog door de mens een zinvolle opgave krijgen. De duivel als duivel is dood. Indien hij nog geëngageerd wordt, dan alleen nog als materiaalleverancier. Vrees voor de hel is er niet meer, de duivel wordt door de a-religieuze mens als huisgeest uitgenodigd, en als bruikbare robot versleten.



Besluit

Er is steeds een verschil gebleven tussen de historische en de literaire Faust. Historisch is het een te verafschuwen figuur, literair is het een tragische, voorbeeldige, meelijwekkende held.

Bronnen :

Günther Mahal, Faust, Untersuchungen zu einem zeitlosen Thema
- Erzzauberer, Pactierer, Höllenbraten, ein vorläufiger Überblick
- Faust in Kreuznach ?
Reclam, Historia von D. Johann Fausten, kritische Ausgabe (Reclam 1516)
Guthke, Karl S., Nachwort zu Lessings ‘D. Faust’
Scheltema, C.S. Adama van, Aantekeningen bij de vertaling van
Faust I
Lessing, D. Faust
Marlowe, Christopher, Tragicall History of the Life and Death of
Doctor Faustus
Heine, Heinrich, Der Doktor Faust, ein Tanzpoem (tekst + commentaar)
Gounod, Charles, Faust
Klinger, F.M., Fausts Leben, Taten und Höllenfahrt
Lenau, Nikolaus, Faust
Berlioz, Hector, La Damnation de Faust
Mann, Thomas, Dr. Faustus
Hermes, Eberhard, Lektürehilfen zu Johann Wolfgang von Goethe
Reclam, Doktor Johannes Faust, Puppenspiel (Reclam 6378)
Goethe, Faust I, Meulenhoff Educatief, Einleitung
Anmerkungen zu den Faust-Bearbeitungen, Hamburger Ausgabe, Band III
Nicolai, Heinz, Zeittafel
Hamm, Heinz, Goethes ‘Faust’. Werkgeschichte und Textanalyse.
Goethe, Faust I, Hamburger Ausgabe
Watt, Ian, Myths of modern individualism
Butler, Elizabeth M., The fortunes of Faust

Gast

Berichtdoor Gast » 25 Jun 2007, 20:49

Tot zover Faust in de literatuur, en in de film. Deze opsomming is niet exhaustief, en in de eerste plaats beperkt tot de Westeuropese literaturen. Zelf heb ik zeker nog niet alle opgesomde varianten gelezen, alhoewel ik van de meesten wel een exemplaar in huis heb. Wat zeker dit jaar nog op het programma staat, is Thomas Mann Dr. Faustus. Ik hoop alvast een steentje bijgedragen te hebben tot een ruimere kennis van het begrip Faust, dat toch voor velen alleen gekoppeld wordt aan Johann Wolfgang von Goethe.

En nu keer ik even terug naar Wilhelm Meisters Lehrjahre, maar blijf altijd ter beschikking voor verdere vragen en opmerkingen over Faust. Misschien open ik nog wel eens een topic over een van de werken uit de lange lijst.

Dettie
Site Admin
Berichten: 44026
Lid geworden op: 01 Jan 1970, 02:00
Contact:

Berichtdoor Dettie » 25 Jun 2007, 21:49

Dankjewel Rutger voor al je werk.
Misschien, misschien, misschien lees ik dr. faustus wel met je mee maar ik beloof nog even niets. De wil is er wel maar er liggen nog stapels boeken die ook nog 'moeten'.

Dettie.

Dettie
Site Admin
Berichten: 44026
Lid geworden op: 01 Jan 1970, 02:00
Contact:

Berichtdoor Dettie » 05 Jan 2008, 20:48

Vandaag is Faust uitgekomen in de perputuareeks van Uitgeverij Athenaeum, Polak & Van Gennep lees ik net http://www.klassieken.nl/boekboek/show/id=111568

Dettie

Roel
Berichten: 992
Lid geworden op: 22 Jul 2004, 12:09
Locatie: Maastricht

Berichtdoor Roel » 07 Jan 2008, 12:31

Bedankt voor de link, Dettie.


Terug naar “Klassieken”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 4 gasten