Korte inhoud.
Vergilius en Dante laten de laatste ringgracht achter zich,
en horen een bloedstollende jachthoornstoot.
Dante houdt de reuzen die tot halve hoogte in een reusachtige schacht staan
voor de torens van een kasteelomwalling.
Deze reuzen waren elk op hun manier uitdagers van de godheid.
Hij ziet Nimrod, ( 27 meter van middel tot hals + zijn hoofd als de Vaticaanse pijnappel meet 4 meter, en dit alles maal twee geeft : 62meter ), de grote koning-jager uit de Genesis, die de toren van Babel wilde bouwen, met alle goddelijke toorn en spraakverwarring vandien.
Nimrod zelf spreekt dezelfde taal als Pluto in canto 7 (vers 1), en is veroordeeld om onverstaanbaar te blijven en zelf niemand te begrijpen.
De volgende is Efialtes één der Giganten die tegen Jupiter (Zeus) en zijn goden in opstand kwam.
Zijn armen zijn geketend.
De derde reus is Antaeus, ( 40 meter – zonder hoofd gerekend), de enige der Giganten die niet meedeed met de rebellie, en die onoverwinnelijk was zolang hij in aanraking bleef met zijn moeder de aarde, dame Gaia. Hercules lifte hem en kneep hem naar de hel.
Vergilius vraagt hem hen over te hevelen naar de negende en laatste hellekring waar de bevrozen Cocytus is.
Als één van de twee scheve torens van Bologna buigt Antaeus zich voorover, grijpt Vergilius en Dante in één greep en zet hen met de nauwgezetheid van een kraanbestuurder in de onderste hellekring neer.
Canto 31 De hel
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 71 gasten