Dante vertelt nu zijn droom aan de lezer :
Hij ontmoet een mismaakte Sirene, ziet haar aan, en door zijn blik wordt zij betoverend mooi van lijf, leden, en stem.
Een heilige dame verschijnt echter meteen ook in zijn droom, en roept Vergilius om zich met zulks schouwspel te moeien.
De dame rukt het kleed van de Sirene open en een walmende weerzinwekkende buik wordt zichtbaar, deze geuren doen dienst als reukzout om Dante weer te doen ontwaken.
De Sirene verzinnebeeldde de zonden van de volgende kringen.
Vergilius zegt aan Dante dat hij hem alleen niet wakker kreeg, of anders gezegd :
de menselijke rede alleen is niet genoeg om hem uit zo’n visioen te bevrijden.
Het is onderwijl ochtend geworden,
vers 39 : “e andavam col sol novo a le reni.”,
en zij gaan voort met de zon in de nieren, dus naar het westen toe.
Een engel wijst en wuift met zijn stem en vleugel naar de uitgangstrap, en wist tegelijk de “P” van “passieveling” van Dante’s voorhoofd.
Als een echte coach fulmineert Vergilius Dante verder naar boven.
Maar in zijn achterhoofd is Dante nog zwaar met dat ochtendvisioen bezig.
Vergilius zegt (vers 62-63) : “li occhi rivolgi al logoro che gira
lo rege etterno con le rote magne”.
“Volg met je ogen het lokaas dat de eeuwige koning rond doet draaien in de grote sterrencirkels.” Tussen de sterren twinkelt het mysterie dat alles bindt.
Zo klimmen zij tot op het vijfde terras.
De schrapers en verkwisters liggen er plat op hun buik.
Zij klagen elk in plat Latijn : “adhaesit pavimento anima mea”,
“mijn ziel kleeft aan de vloertegels”.
Vergilius vraagt meteen de weg naar de hogere verdieping.
“Houd de diepte aan uw rechterzijde” is het antwoord, of : naar rechts en dan maar blijven volgen.
Dante krijgt van Vergilius nu even speeltijd, even vrij om rond te vragen.
Dante vraagt aan een schim wie hij is, waarom men hier in die houding ligt, en of hij voor hem iets kan doen eenmaal weer op de aarde.
Het gaat om paus Adrianus V.
Hij doet zijn verhaal, van gierigheid en bekering.
De getuchtigden in deze kring keren zich roerloos naar het aardse, het laag-bij-de-grondse, waaraan zij zich gaven en geketend werden. Het zijn omgekeerde zielen.
Dante knielt voor hem als voor een kerkvorst betaamt.
Maar Adrianus protesteert hiertegen door te zeggen dat in de loutering en voor de Heer iedereen wederom gelijk is. Zelfs gehuwden en ongehuwden staan hier evenver van elkaar af, “neque nubent” (Matheus
![typen op pc XX](./images/smilies/XXcomputer.gif)
Hij maant Dante verder te gaan en hem zelf ook niet op te houden in zijn zuivering, en eindigt met een devote zucht naar de nog levende Alagia dei Fieschi, vrouw van één van Dante’s broodheren.